Bad Company
Bad CompanyBeetje standaard jaren 70-spul. Niet echt slecht, maar het heeft een grote 'waarom moet ik dit eigenlijk luisteren?'-factor. Daarmee ben je nog geen classic album, kortom.
Beetje standaard jaren 70-spul. Niet echt slecht, maar het heeft een grote 'waarom moet ik dit eigenlijk luisteren?'-factor. Daarmee ben je nog geen classic album, kortom.
Maffe muziek, luistert wel lekker weg
Wat een gejengel, je wordt het snel zat.
Ook zo'n plaat waar je niet warm of koud van wordt. Luisteren naar de wasmachine is ongeveer even interessant.
Leuk hoor. Beetje softe muziek, maar wel afwisselend.
Relaxt hoor. O en die Joni Mitchell vond ik best aan te horen. Jullie moeten gewoon niet zo zeuren.
Lekker potje muziek
Het zal wel weer heiligschennis zijn, maar ik vind dit niet zo'n interessant genre. Het is wel goed gedaan hoor, best aan te horen in tegenstelling tot Siouxsie of Roxy music, maar dit zal ik niet vaak zomaar opzetten.
De eerste keer dat ik een heel album van Randy luister. Mijn introductie tot de man kreeg ik in de voorstelling 'Jan Rot zingt Randy Newman', en in vertaling en met de uitleg van wijlen Jan kreeg je een beeld van wat Newman eigenlijk voor muziek maakt. Nogal ironische teksten op dit album. Het luistert dus het beste om even te teksten te googelen en mee te lezen. Vaak zingt hij in de eerste persoon namens een ander, meestal rechtse types uit de zuidelijke staten van Amerika die hij zo te kakken zet (zie al het eerste nummer, We're rednecks). Louisiana 1927 gaat over een watersnood (had vertaald moeten worden als Zeeland 1953?) De eerste drie nummers zijn door Jan Rot vertaald als Mooi Drenthe, Roosendaal en Marie. Aanrader om die nog ff te luisteren, en in één moeite door het hele album: https://www.youtube.com/watch?v=XjGd-htIels&list=OLAK5uy_l4S8eDOxnTTV66G6QVFEoagUEYRisBZ78
Pater Moeskroen on steroids. Feestmuziek met een ruw randje.
Beetje middle of the road-album. Wel een paar aardige nummers, maar niet eentje die je vaker op gaat zetten.
Beetje standaard jaren 70-spul. Niet echt slecht, maar het heeft een grote 'waarom moet ik dit eigenlijk luisteren?'-factor. Daarmee ben je nog geen classic album, kortom.
Blije jaren negentig easy soft meuk of hoe noem je dat. Toch wel geinig tijdsbeeld.
Sjonge jonge jonge, wat een amuzikaal gedreutel. Ik ben boos en ik kan m'n bek niet houden. Ben tot halverwege gekomen en toen mocht ik het van mezelf eindelijk afzetten. Ligt niet alleen aan het genre: Eric zette van de week ff Public Enemy op, en dat is al veel interessanter om te horen.
Altijd leuk, instrumentale meuk uit de jaren '70. Was ooit nog de tune voor een Teleaccursus 'De Planeten' (ken je klassiekers) en is gebruikt voor nog 100 andere dingen. Nu nog Tubular Bells van Mike Oldfield en de soundtrack van Bassie en Adriaan is compleet :-)
Whoehoe, onvervalste country. Geen Johnny Cash-niveau, maar het doet het ongetwijfeld goed als je met je vrachtwagen over Route 66 dendert. Vraag is wat er precies klassiek is aan dit album, maar ik ben dan ook geen kenner.
Van die lekkere jaren zestig bluesrock of wat voor genre dit ook maar is, uit hetzelfde vaatje als Creedence Clearwater en Cuby, zou ik zeggen.
'Wie boos is, is meestal boos op zichzelf...' Ook deze heren lijken me toe aan een paar sessies anger management. Muzikaal wel interessant hoor, en je kunt er waarschijnlijk prima op headbangen. Een klassiek album, goed om een keer te luisteren, maar dit ga ik niet opzetten in de auto.
Zoals altijd wel aardige, afwisselende muziek van deze strandjongens (die deze keer merkwaardig genoeg beweren dat de surf op is en dat je niet te dicht bij het water moet komen), maar er zit geen echt memorabel nummer tussen.
Hmja, klinkt als een beetje standaardmeisjesnavelstaarmuziek van nu. Je hoeft er de radio maar voor aan te zetten. Is het slecht? Neuh. Is het een klassiek album? Ik zou niet weten waarom. Over twintig jaar nog maar eens luisteren.
O jee, het zal toch geen jeugdsentiment zijn. Maar ik vond dit best goed. Staan toch wel een aantal nummers op die me bekend voorkomen.
Nietszeggende zuurstokmuziek. Nooit van gehoord en qua album net zo klassiek als James Last Op Klompen.
Is het lekkere muziek om te luisteren? Ja. Is het origineel en creatief? Ja? Staan er hits op? Ja. Zitten er nummers tussen die je raken? Ja. Zitten er nummers tussen met sentimentele waarde? Ja. Heeft het invloed gehad in de muziekgeschiedenis? Ja. Is zelfs de hoes een icoon? Ja. Dan is dit een Klassiek Album Dat Je Gehoord Moet Hebben Voordat Je Onder De Groene Zoden Gaat Liggen. Wat Eric er ook van mag zeggen. Geheel terzijde, uit de lijst is dit het eerste album dat ik a) wel eens gehoord had, b) in mijn bezit heb, c) als LP heb, d) als picture disc heb (en daardoor niet eens vaak geluisterd).
Luistert lekker weg, nooit gehoord van deze gasten en er zullen ook wel geen straatnamen naar vernoemd worden.
Klinkt alsof het op een zaterdagmiddag in een garage in elkaar is gezet. En dat men gaandeweg de opnamen er steeds meer met de pet naar is gaan gooien. De titel van de plaat zegt het eigenlijk al, het 'is helemaal niks'.
Vliegt een beetje in allerlei verschillende richtingen. Het ene moment is het gigantische Leo Blokhuis-muziek, dan weer blues, en het sluit af met een soort Clannad avant la lettre. Luistert best weg op een zonnige maandagochtend, daar niet van.
Zo'n album waar langharige babyboomers helemaal te gek waus op gingen, stickie in hun hand, en ze lazen er allerlei diepere betekenissen over het leven in (Harrie Jekkers: 'Je wist niks, je had één boek gelezen, In de ban van de ring of zo'). In die zin hopeloos door de tijd ingehaald. De boomers schoren hun baard af, trokken een pak met stropdas aan, en de LP ging in de kast. Afgezien daarvan wel lollige afwisselende muziek, maar ik ga niet naar de teksten luisteren om een of ander hoger bewustzijnsniveau te behalen.
Vrolijk ontspannen getoeter voor bij het haardvuur. Zal destijds ongetwijfeld baanbrekend geweest zijn, maar tegenwoordig associeer je dit met whisky nippen bij kaarslicht in een sjieke lounge. Of vooruit, bij beschaafd publiek in een keurige jazzclub in een kelder in Parijs.
Uit de 1001 albums die je gehoord moet hebben om te testen of je nog altijd smaak, beoordelingsvermogen en oren hebt: check, kennelijk heb ik die allemaal nog, want wat een bagger. Het klinkt als wat eruit zou komen als je aan een zesjarige zou vragen om een popalbum in elkaar zou steken. Ik moest Stef Meeder's Hammond Harmony opzetten om bij te komen. Heeft ook een leukere hoes om naar te kijken.
Hm ja, ik heb hier geheel onbevooroordeeld naar geluisterd, en het is allemaal keurig gemaakt, maar ik vind er toch niet veel aan. Meer muziek voor iets te dikke en schorre blonde studentenmeisjes.
Hier merk je dan toch het verschil tussen de terecht in vergetelheid geraakte koekenbakkers die deze top-1001 vervuilen, en de echte muziekgrootheden. Van a tot z een fijne, warme en afwisselende luisterervaring. Het stijgt niet naar de vijf sterren van eeuwige genialiteit, maar ik kan me voorstellen dat er Elton John-albums zijn die dat wel doen. Wie weet heeft de buurvrouw van de ouders van Dunnen (waar Elton John altijd langs kwam om te blijven eten) nog luistertips.
De Boss meldt zich dan eindelijk. Dit steekt voor mij boven het maaiveld uit, en moet toch minstens een ster hoger krijgen dan die George Michael. Zelfs als geen van zijn echte meesterwerken erop staat.
Tuurlijk, het is appels met peren vergelijken... is Abba nou beter dan Bruce Springsteen of Miles Davis? Maar nu gaat het om de vraag: is dit een Klassiek Album? Hell yeah. Onwijze zuurstokmuziek, maar zo retegoed gemaakt. Dancing Queen wordt nu nog door jongetjes en meisjes van 17 jaar meegeblèrd. Dat zie ik Bob Dylan nog niet presteren.
De eerste liveplaat die we hebben opgekregen? Altijd weer een heel andere sfeer dan het studiowerk. Kennelijk een vrij intieme setting dit optreden, met kolkend publiek. Heerlijke warme soulmuziek van een van de groten. Ik word er heel erg blij van. Nu al de derde keer dat ik hem luister :-)
Na Sam Cooke heerlijk nog meer soul. Geweldig stemgeluid, lekkere muziek. Een liveplaat hiervan zou helemaal de naden uit je broek swingen. Getwijfeld tussen een 4 en een 5, omdat een paar nummers toch een beetje kapot zijn gedraaid op de radio. Maar omdat dit zoveel bezieling heeft (in contrast tot de gladde robotmuziek van Abba) verdient dit lekker toch een 5.
Bowie staat garant voor prettig gestoorde funky deuntjes. Maar niks op dit album grijpt echt de aandacht. Dus dit eindigt in de middenmoot.
Dames en heren... dit is mambo nummer zes! Heb u een pilletje voor de hik? Deze zag ik niet aankomen, allemaal mambo en chachacha en al die Latijns-Amerikaanse dingen. Ik vind dat altijd erg lollige muziek, maar ik vind deze plaat niet echt anders of beter dan andere muziek in het genre. Misschien heb ik er gewoon geen verstand van. Een vier omdat het weer een welkome afwisseling is.
Ergens is het allemaal prettig getikt, wat verwacht je anders bij een mafkees als Prince. Het valt me vooral op hoe ontzettend gedateerd dit klinkt, het is heel erg 1984 op deze plaat. Naar het einde toe wordt het gaandeweg beter. Vooruit, we geven dit een 3.
Hè, net zo'n lekkere lome jaren-zeventig-jazz-funkplaat, ideaal voor zo'n kouwe donkere doordeweekse middag, gaan ze tegen het einde ineens een of andere vervelend zeikverhaal afsteken van wat er allemaal mis is in de wereld. Wat net fijn luisteren was, verzandt plotseling in ergernis. Die irritante rappers van later spuwden hun klachten tenminste nog in sneltreinvaart, maar dit duurt nog laaaaaang ook. Ik wou een vier geven, het wordt een twee.
Hier en daar een krijsgeluidje (dus Cees zal het wel weer niks vinden), maar ik vind dit wel geinige maffe muziek. Het luistert lekker weg, scoort hoog op de originaliteit, emotioneel raakt het allemaal niet echt.
Raar geval: kant 1 is oersaaie pretentieuze babyboompop, en daar loop ik me te ergeren aan de stem van de zanger. Kant 2 is veel leuker, daar jammen ze gewoon een eindje weg en lopen ze lekker te blèren. Vanwege de matige A-kant toch maar twee sterren.
Tja, weer van die vage Ericmuziek. Luistert wel lekker weg hoor, maar echt raken doet het ook niet. Meer om op de achtergrond op te zetten in een loungebar.
Ik vind de muziek van deze Elvis altijd wel aanstekelijk. Moeilijk te zeggen waarom precies, maar het klinkt allemaal lekker losjes en funky, en met dat maffe direct herkenbare stemgeluid. Ik zou deze vaker kunnen draaien.
Ze schieten lekker uit de startblokken met een warme, vrolijke jaren zeventig-sound. Zo worden ze tegenwoordig niet meer gemaakt, denk je dan. Maar gaandeweg krijgt een soort jengelmuziek de overhand, die ook nog eens gigantisch in herhaling valt. Zo komen we ergens in het midden uit.
Pfff....saai....Muzikaal zal het best prima zijn. Maar ik krijg mijn aandacht hier niet op gevestigd.
Uit de tijd dat het nog een stel jonge gasten met een boel branie waren. Het klinkt na meer dan 50 jaar nog altijd fris. Het heeft stijl, het rockt, het is creatief, het komt aan. Goed gedaan van de heren.
Gaandeweg wordt de zingzeggende muziek steeds irritanter en nietszeggender, tot het punt dat er letterlijk een kind gaat jengelen. Even later zitten we in het spookhuis van de Efteling. Weer zo'n zogenaamde legende van de popmuziek die eigenlijk niks klaarmaakt.
Tja, een album dat begin met Ennio Morricone kan sowieso nooit helemaal slecht zijn. Het duurde wel even voordat ik erin kwam hoor, maar dan ben je uiteindelijk wel in de flow. Goede en originele combi van brullende gitaren en het orkest van filmcomponist Michael Kamen, die wederom bewijst (na de Finse act Apocalyptica, dat Metallica op cello speelt) dat de grens tussen heavy metal en klassieke muziek (gek genoeg) soms flinterdun is. Enige klacht van mijn kant is wellicht de lengte, ruim twee uur zware metalen is voor mijn ongeoefende oren aan de lange kant.
Ik hoor hier dus echt niks bijzonders aan. Dun geluid, geen enkele attentiewaarde. Als je me had verteld 'dit is een oud demo-casettebandje van een Gorcums schoolbandje' had ik het ook geloofd.
De heren hebben ongetwijfeld heel veel lol gehad bij het in elkaar steken van deze flauwekul ('Radio London reminds you: go to the church of your choice'). En dat straalt er wel vanaf. Het heeft vooral attentiewaarde, niks vliegt echt hoog, maar het is weer eens wat anders.
Precies de gezingzegde mummelmuziek die je van Dylan verwacht. Maar weet je wat, het luistert toch wel aardig weg. Geen idee of ome Bob met zijn Nobelprijswaardige teksten iets belangrijks wou zeggen, voor zover verstaanbaar, want daar heb ik toch niet op gelet. Ik besefte trouwens van de week dat de enige Engelstalige zanger waarvan ik überhaupt teksten uit m'n hoofd ken folk-singersonglegende Jim Croce is. Dus hopelijk komt die nog eens langs.
Natuurlijk lastig om buiten het seizoen alsnog een kerstplaat te gaan luisteren. Maar ik weet niet of ik hier in december heel veel meer van had genoten. Sterker nog, het werd het langste half uurtje van de week. Alle clichésongs achter elkaar, met alle clichés in de tekst, op een bedje van Motown- en Beach boys-achtige klanken, een geluid dat je niet gauw met de kerst associeert. Als piek op de boom nog een knullige monoloog aan het eind met een strijkersversie van Stille Nacht eronder. Ik krijg van de weeromstuit zin om heel veel vuurwerk af te steken na het aanhoren van deze geglazuurde kitsch.
Hm ja, het is wel vrolijk, al krijg ik de indruk dat de teksten (waar ik niet naar geluisterd heb) soort van maatschappijkritisch zijn. Dan wreekt zich de lengte van deze dubbelelpee. Het is geen sound die vier plaatkanten lang interessant blijft. Half puntje erbij dan maar voor het aanstekelijke titelnummer.
Door het beluisteren van al deze albums krijg je een zekere ervaring. Dan heb je bij het opzetten van de plaat al een indruk van wat je kunt gaan verwachten. En hierbij dacht ik meteen: 'O nee, daar gaan we weer...' Wederom jaren-70/80-nauwelijks-luisterbare-jengeltroep. Het zoveelste bewijs dat 'progressief', 'avant-garde' en 'vernieuwend' meestal betekent: 'doodlopende weg'.
Een soort Afrikaanse funk met een uitgebreide percussie- en blazerssectie. Best leuk en energiek, maar ook erg herhaalderig. Gaandeweg ga je toch even spieken wanneer het voorbij is.
Singer-songwritermuziek van iemand die het budget heeft om af en toe een blikje violen open te trekken. Doet ergens denken aan Elton John, maar dan met een verkoudheid en een beetje depri. Af en toe best sfeervol op een donkere wintermiddag.
Het klinkt vaag een beetje als iets uit m'n jeugd, maar dit soort muziek heeft op mij nooit veel indruk gemaakt. En ik heb echt m'n best gedaan destijds. Kennelijk zat ik op m'n zolderkamertje liever andere dingen te luisteren, Jacques Brel of zo.
Fijne, goed in het gehoor liggende avant-gardesound uit onze favoriete periode, eind jaren zeventig. Het muzikaal experiment werd niet geschuwd, wat resulteert in een superieur provocatief gitaarspel en strakke ritmes als begeleiding van een heerlijke non-conformistische zangstem zoals je ze tegenwoordig nog maar weinig hoort. En dan ook nog van die originele experimentele composities! Genieten.
Lekker in het gehoor liggende niemendalletjes uit de stal van Burt Bacharach en dat soort easy listening-songsmeden. Helemaal niks mis mee.
Ik kan hier echt geen patat van bakken. Een soort jaren tachtig-conceptalbum? Doet een beetje denken aan 'The Who sell out' qua gekkigheid (een cover van Bruce Springsteen, en dan weer zo'n Burt Bacharach-niemendalletje erachteraan?). Het klinkt wel aardig hoor, maar de malloterie overstemt het luisterplezier.
Uit de tijd dat bands zich ineens gingen vernoemen naar steden en landen. Aardige jaren tachtig-muziek, best aan te horen, en daarna ben je het meteen weer vergeten. Het heeft allemaal te weinig attentiewaarde, dus geen drie sterren.
Geen idee wie deze gasten zijn, maar het klinkt wel aardig. Een soort ruwere broertjes van U2. Maar ik ga deze muziek ook weer vergeten, en ook de naam van de uitvoerenden vergeten. Dan weet je dat alvast.
Een stem waarvan er geen tweede is (of het moet Emiliana Torrini zijn), en die sommigen wellicht op de zenuwen zal werken. Ik heb daar dan weer geen last van. Gewoon prettig gestoorde dromerige elektro-fluffy-semi-techno, of wat het dan ook maar mag wezen.
Een vrolijke explosie van muzikale creativiteit. Beats en instrumentatie geplaatst onder overal en nergens vandaan getrokken samples, en het werkt: sfeervolle gekkigheid.
Geen pretenties, gewoon wat langdurig jammen en maar zien waar je uitkomt. Het resultaat is wat problematisch: ja, het is een lollige trip, maar je vraagt je wel af: wanneer zou ik zoiets eigenlijk willen luisteren? Als je net een abstract schilderij zit te maken, een hoorspel over ruimtevaart opneemt of wanneer je nostalgische herinneringen aan het spookslot van de Efteling ophaalt. Niet zo vaak dus.
De heren van Pink Floyd laten even horen hoe je dat doet, een conceptalbum maken. Strakke, maar o zo evocatieve muziek die alleen in z'n eigen universum lijkt te bestaan. (Zo, ik ben lekker op dreef.) Sowieso een prestatie: muzikaal experimenteren, en dan toch een dijk van een plaat opnemen. Money, Time, The great gig in the sky, allemaal klassiekers, en ook hier is de hoes alleen al een icoon.
Okee, deze even wat eerder opgezet omdat ik even behoefte had aan écht goede muziek tussen alle jarentachtigjengelmeuk. Sfeervolle singersongwriterklanken, het muzikale equivalent van een lekker knapperend haardvuur om helemaal tegenaan te kruipen. Minimalisisch en toch van begin tot eind boeiend. Onmiddellijk herkenbaar en niet vaak geëvenaard, onze goeie ouwe (te jong overleden? in kluizenaarschap gegane? teruggetrokken in een Tibetaans klooster?) Nick Drake.
Ja, waarom is dit soort soulmuziek nog steeds zo leuk? Warm stemgeluid, fluweelzachte instrumentatie, blikje violen hier, ontspannen baspartij daar? Vertelt u het me maar.
Tja, wat vinden we van deze lesbopop? Het is wel aardig, maar kabbelt ook een beetje voort. Wat dit een beetje mist is, excusez le mot, ballen.
Eric wou knallen met het volgende album en we worden op onze wenken bediend. Het soort plaat waar je op hoopt bij het afgaan van deze 1001 albums. De moddervette sound van een allengs ook steeds vetter wordende Jim Morrison. Bluesy, dreigend, stampend. Deze kun je rustig nog drie keer draaien.
Tja, je koopt een computer en je moet er wat mee. De een gaat een Hartenjagen-spel programmeren, een ander zet z'n postzegelverzameling erin, en een derde gaat heel langdradig uitgesponnen ambient-hotseflots-techno maken. Leuk hoor, maar boeiend is anders. Men had bij de selectie 85-92 toch wat strenger moeten zijn. (Luistertip: speel deze plaat af en zet tegelijk een oude cabaretplaat op, van Wim Kan of zo. Gaat prima samen en verhoogt het luisterplezier van beide aanzienlijk!)
Best leuke Americana-blues-mummelmuziek. Nog steeds de vertrouwde stem als een spijkerbak, maar op een bepaalde manier best sfeervol. En het nog 1000 keer gecoverde 'Make you feel my love' staat er dan ook nog op. (Mijn favoriete versie is die van Bram Vermeulen, die d'r weer een heel eigen draai aan heeft gegeven, 'Te veel'.)
Lastig. Het klinkt bekend, allemaal wel goed gemaakt, maar het blijft wat navelstaarderige muziek, en dan breekt het op dat ik helemaal niet naar de teksten luister omdat het in het Engels is. Geen idee waarover ze zich druk staan te maken.
Kijk, ik vind dit soort maffe culturele crossovers dus ontzettend leuk. Tango-accordeonnetje, wat gezwam in het Spaans, beatje eronder. Maar erg afwisselend is deze plaat niet, en dan wordt het al snel loungemuzak uit de serie Café del Mar 1 t/m 99. Vooruit, ik word er op zich wel blij van, dus ik ben genereus met de sterren vandaag.
Computer, genereer muziek. Zoveel beats, ambient bedje eronder, 10% vulgair taalgebruik, afgestemd op die-en-die demografische doelgroep. Kortom, een album alsof het door ChatGPT is gegenereerd. Doe mij maar wat menselijke creativiteit, desnoods de schraapstem van Dylan, als je maar hoort dat het door een echt mens is gemaakt.
Inderdaad, dit zijn gillende gitaren. Helemaal volgens het boekje keurig binnen de brave metal-lijntjes gekleurd. Lekker stampend en met de gebruikelijke vieze woorden om hun oude moedertjes te laten schrikken. Maar goed, bij mij wreekt zich dan dat dit echt mijn genre niet is. Het klinkt nog het aardigst wanneer het instrumentaal is. Zodra ze hun schreeuwende smoel opentrekken, haak ik weer af.
Zoals ik bij Jean-Michel Jarre al schreef, 'nu nog Tubular Bells van Mike Oldfield en de soundtrack van Bassie en Adriaan is compleet'. Nu schijnen de befaamde clown en acrobaat ook nog diverse andere muziekstukken te hebben gebruikt van lieden als Vangelis en Clannad, toch is vooral het intro van deze plaat bij mij blijven hangen als het gaat om spannende deuntjes die de avonturen van twee circuslieden en een pratende robot begeleiden. Maar Tubular Bells is zoveel meer dan het intro. En dat is jammer, want op een gegeven moment zakt de spanning enigzins uit de plaat weg. Wat voor genre is dit eigenlijk? Een groot experiment kennelijk, een lange reis langs de muzikale ideeën die bij Mike in zijn hoofd opkomen. Inclusief een grommend monster, een weerwolf en een snippertje folk aan het eind. Een uniek stukje werk, voorzien van een iconische hoes, bijzonder ook dat dit zo'n hitalbum is geworden. Maar voor mij is de reis iets te lang en wijdlopig. Geen vijf sterren daarom.
Man man, wat ben ik blij dat de jaren tachtig voorbij zijn. Deze plaat krijgt het, op de drempel van de 90s, voor elkaar om alles bij elkaar te zetten wat er fout was aan dat decennium. Vals geknoei op keyboards, blikkerige drumcomputers, vocale interessantigdoenerij, irritante ritmes en een sound alsof het op de plee is opgenomen.
Gelukkig was niet alles ellende in de jaren tachtig. Het klinkt net zozeer als een product van dat decennium, maar hier zorgen de keyboards en electronische drums wél voor een aangenaam geluid. Dat zal in niet geringe mate aan het stemgeluid van Kate en aan haar composities liggen. Hier en daar is wat experimenteel, maar het klinkt eerder prettig gestoord dan irritant.
Als een soort Marty McFly zitten we nog steeds vast in het verleden, de jaren tachtig in dit geval. Ik vond dit een vrolijk en afwisselend album, eentje dat je rustig nog een keer kunt opzetten en dat is altijd een goed teken. Het doorstaat de tand des tijds een stuk beter omdat men niet achter alle elektronische modes (de al genoemde blikkerige keyboards en hakketakkerige drumcomputers) aan is gerend. En naar het schijnt gaat Grass niet eens over drugs.
Het begint vervelend te worden, deze klanken vanuit vochtige Britse garages met de akoestiek van een schoenendoos. Noise, noise, noise. Hoeveel van dit soort albums hebben nou al gehad? Totaal vergeetbaar. Mogen we nu weer iets wat wel eeuwigheidswaarde heeft?
Neil Young had zin om te rocken, en wie ben ik om hem tegen te houden. De man heeft hoorbaar plezier om lekker op de gitaar te klooien en wat onzintekstjes te verzinnen ('Farmer John, I love your daughter'). Vermakelijk, iets wat het denk ik op de lange autorit wel goed doet.
Afwisselende nineties-plaat, met wat typische dingen van die tijd (al die lollige citaatjes uit ouwe films), maar creatief genoeg om het interessant te houden. Ik moest hem wel meerdere keren beluisteren om mijn mening te kunnen bepalen, het beklijft niet zo en wordt al snel achtergrondmuziek. Maar wel leuke achtergrondmuziek.
Je hoort heel goed dat het in 1980 is gemaakt en dat het met zijn 37 minuten precies op een LP moest passen. Daar is ook alles wel mee gezegd. Het luistert wel aardig weg, en daarna hoef je 'm nooit meer te horen, want waarom zou je niet gewoon de volgende plaat opzetten.
Prettig gestoorde niemendalletjes op deze plaat, een raar soort trip die aan je voorbijvliegt. Het heeft vooral curiositeitswaarde, echt raken doet het niet. Zo eentje die je nog een keer moet luisteren omdat je je afvraagt: hm, wat heb ik eigenlijk gehoord?
De zorgvuldig ongeschoren, in leren jasje gestoken en van een oorbel voorziene George Michael is gewoon een beetje een vieze man, met dat gelispel, die pornosaxofoons en euhm, de mededeling dat hij je sex wil. Materiaal voor Yes- en Fancy-lezeressen die grote posters aan de muur van hun slaapkamertjes hingen. Afgezien daarvan kun je niet ontkennen dat het muzikaal wel aardig gemaakt is.
Het klinkt allemaal als een andere tijd, een tijd van suikerspinkapsels, psychedelisch behang, paarse lampekapjes en droogbloemen voor het raam. De tijd dat er nog budget was om even een heel orkest aan te laten rukken om een zoetgevooisde zangeres een plaat vol te laten galmen. Het klinkt allemaal om door een ringetje te halen, wat een warm geluid. Kun je rustig vier keer draaien, en daarna mag er wel weer wat stevigers uit de speakers knallen.
Ik vroeg om iets stevigers na Dusty Springfield en dit is precies stevig genoeg. Lollige festivalpopmuziek, een aantal nummers komen bekend voor, wat jaren 80-tonen, het klinkt allemaal prima.
Britpop, de jaren negentig, een licht verlangen naar de goeie ouwe jaren zestig, met een dikke laag ironie erover en dan alles met veel vervorming uit de versterkers laten knallen. Best leuk, maar niet alles in dit genre blijft even lang boeiend.
D'r staan wel aardige stukjes op, maar wanneer ze weer gaan raggen, heb ik de neiging af te haken. Vooruit, ik ben in een goede bui vandaag.
Af en toe een leuke gitaarsolo, maar verder gewoon een berg takkeherrie. Het zal vast mensen hebben geïnspireerd, maar als hier iets goeds uit is voortgekomen, dan luister ik daar liever naar. Je eet toch ook liever friet dan rauwe aardappels met de schil er nog om en de kluiten aarde er nog aan.
Leuke niets-aan-de-hand-popmuziek, maar er zitten niet echt uitschieters tussen. Het luistert lekker weg in een half uurtje, en dan zet je de volgende op. Had er meer van verwacht.
De hoes is opvallender dan de muziek. Het stoute zusje van Sheryl Crow ragt wat op de gitaar, blèrt een beetje, vals viooltje erbij, dat laatste deed het in de jaren negentig altijd goed bij dit soort dames. Maar de andere rockbitches van de jaren 90 maakten toch wel interessanter spul dan dit.
Weer zo'n album vol Randy Newman-klassiekers, de ironie druipt er weer vanaf, maar het zijn leuke jazzy songs met mooie arrangementjes. Tussen het zwarte wereldbeeld vinden we zowaar ook oprechte vrolijkheid, niet voor niets nummers die we beter als covers kennen: Simon Smith and his dancing bear en You can leave your hat on. Een soort kruising tussen Bram Vermeulen en Drs. P maar dan uit Amerika.
Hee leuk, dat laatste nummer is de intro van Skandal im Sperrbezirk, maar dan een stukje langzamer. Maar verder? Behind blue eyes is later nog vaak gecoverd, okee. Het is allemaal wel goed, maar ook erg gemiddeld.
Vanaf de eerste paar seconden vond ik dit al een leuk album. Het is wat ze noemen evocatief: het zet een sfeer neer, een soort zonnige morgen in een vreemde stad, ik roep maar wat. Relaxte klanken, bakje echo eronder, wandeling langs de kade. Meer van dit zou geen straf zijn.
Ome Bob live, op z'n aller-jaren-zestigst: gitaar, mondharmonica, en die mallotige stem. Als je even vergeet je te ergeren aan die maffe manier van zingen, is het eigenlijk best goed aan te horen, zelfs sfeervol. Het geluid is ook niet altijd even best, maar zelfs dat deert niet al te veel. Ik vond het nummer 4th time around al veel op Norwegian wood (Beatles) lijken, en kennelijk was dat ook de bedoeling. Bob dist Lennon en McCartney, dat moet Eric toch aanspreken.
Prettige singersongwritermuziek, eindelijk rust voor m'n oren. Alleen al daarom zou ik bijna 4 sterren geven, maar daarvoor mist het net een beetje die extra attentiewaarde.
Kennelijk is die Wilco zo belangrijk dat een tweede album van hem in de lijst moest. En dan meteen ook maar achter de vorige aan. Helaas is 's mans werk niet interessant genoeg om twee platen achter elkaar te boeien.
Singersongwriter-Americana, vleugje country erin, muziek om te draaien in je blokhut wanneer je net een uurtje hout hebt staan hakken of hebt staan vissen in de beek. Maar net als die beek kabbelt het een beetje en zit er niks spannends tussen.
Je kunt er van alles van zeggen, maar dit allemaal toch goed in elkaar gestoken spul. Het rockt bij vlagen, wat ballads, je kunt er niet tegen zijn. Williams liet na al dat Take That-gezwijmel zien wat hij waard was.
Een dame, een piano en wat begeleiding, zo simpel kan een jazzplaat zijn. Mooi warm geluid, dat gunstig afsteekt tegen veel ander werk dat we hier te verhapstukken krijgen. Dus ben ik maar eens royaal met de sterren.
Een Engels glamrockbandje uit hetzelfde hout gesneden als Mud en Slade, met als verschil dat T. Rex nooit een kersthit heeft gescoord bij mijn weten. Ik vind dit eigenlijk best een leuk genre, het neemt zichzelf in ieder geval niet zo serieus.
Leuk weetje: deze plaat is op hetzelfde Franse kasteel opgenomen als de vorige plaat, van T-Rex. Maar goed, als je dit album in één zin zou moeten samenvatten, is het: fun. Sir Elton laat zich lekker gaan, zijn creativiteit de vrije loop latend. Het sleept me echter niet genoeg mee om het subliem te vinden. Wel leuk om het origineel van 'Kopje koffie in de wind' van Rooie Rinus en Pé Daalemmer weer eens te horen.
Ik vind dit soort maffe electrotechnotriphop of hoe het maar heet (je kunt het ook Eric-muziek noemen) altijd leuk. Ook hier werd ik niet teleurgesteld. Fijne sound mede namens de warme stem van de zangeres.
Nog een albumpje in hetzelfde genre, het geluidsbeeld is wat minder strak maar dat mag de pret niet drukken. Ook dit luistert lekker weg, creatief gedaan allemaal, ik moet dit soort muziek toch wat vaker gaan luisteren.
One time, two time! Voor iemand die in het Engels nooit naar de teksten luistert, werkt dit soort ouwehoermuziek nogal op de zenuwen. Naast geklets heeft dit album sowieso niks te bieden. Er zitten zelfs wat Ome Henk-achtige hoorspelletjes tussen met gekke stemmetjes. Ik vond dit al bagger toen het uitkwam en toen ergerde ik me er al kapot aan alle daadwerkelijke muziek bij elkaar gejat was. Dat je denkt: hebben deze mensen zelf ook maar enige creativiteit? Nee dus. In het getto was er kennelijk geen geld voor een muziekschool. Zelfs die flauwe Nederlandse covers (de Foetsies) waren lui en stom.
Vindt die Roel dus alle hiphop en R&B stom? Nee hoor. Dit album luistert relaxt weg, funky ritmes, de creativiteit spat eraf, en dan is af en toe een sampletje ook niet erg.
Twee keer gedraaid, twee keer totaal niet opgelet. Conclusie: deze muziek trekt niet echt de aandacht. Het saaie oudere broertje van de grunge, met een folkdingetje ertussen.
Blije jarentachtig-hakketakpop, met het onverwoestbare Eileen erop, dat nog steeds Schotland tot Sydney dansvloeren opzweept. Wel aardige sound, maar in de muziek uit deze periode zit een soort rare jengel die niet fijn in het gehoor ligt. Daarom blijft deze steken bij 3 sterren.
Ik moest even checken of dit niet gewoon wat leden van een andere band zijn die een schnabbel doen, de Red hot chili peppers of zo. Maar nee, deze heren zijn kennelijk een band van zichzelf. Stevige jaren negentig-rock, klinkt nog best leuk.
Klinkt als een soort staalkaart van jaren negentig- en nul-muziek. De hele tijd denk je: dit ken ik, maar dan van een andere band. Ze zitten veel op dezelfde golflengte als Radiohead, Coldplay en dat soort dingen. Dus ja, waarom zou je die niet opzetten als je zonodig deze sound wilt horen.
Als je dan toch emo-muziek moet maken met je klaagstem, doe het dan goed. Dus wel stevige gitaren op stampende ritmes, wat gekkigheid uit je keyboard en gaan met die banaan.
Meer dan drie uur van dit spul is echt te veel. Deze nummers zijn allemaal zowat honderd jaar oud, en de houdbaarheidsdatum is nu wel verstreken. Het ligt niet aan de zangeres of het orkest, maar puur qua tekst, compositie en arrangement werken de nummers op de zenuwen. Die zoetige blijheid met belegen grapjes, dat pruimen we tegenwoordig niet meer. Enkel de melancholie ('Somebody from somewhere' en dergelijke) komt nog over.
Altijd leuk, van die aspirant-spionnenmuziek op een loungebedje. Relaxt, sfeervol, doet u mij maar meer van dit.
Even opgezocht hoe dit genre ook alweer heet, punkrock dus. Vrolijk over het podium stuiteren, de gitaren laten vlammen, kritische houding tegenover de wereld en feesten maar. (Zonder Offspring geen Heideoosjes met Johnny en Anita.) Hoe dan ook, dit album is een van de betere in de genre en dan kan ik het prima aanhoren.
Gigantisch minpunt omdat dat totaal kapotgedraaide Clocks erop staat. Kortom, hoe een aardig bandje met aardige nummers verpest wordt doordat het niet is opgewassen teveel airtime op Sky Radio en Top 2000. De muziek van Coldplay is domweg niet goed genoeg om de enorme populariteit te rechtvaardigen, en dan komt het al snel je neus uit. Middelmaat ten onrechte op een podium gehesen.
Waarom moet dit muziek altijd zo klinken alsof hij vanaf een zitzak is opgenomen, met dat luie toontje? Weer een boel geouwehoer met een boel samples eronder. De truc met samples is natuurlijk om iets nieuws te creeëren met bestaande fragmenten in plaats van overbodige covers te maken (zoals de Fugees). Dat lukt, en daaarom is dit geen 1. Maar om nou te zeggen dat ik de plaat heel boeiend vond, dat nou ook weer niet.
Ik moest het even opzoeken, maar nee, Janelle Monáe is geen pseudonym van Beyoncé, maar in mijn beleving (van iemand die er niet echt verstand van heeft) wordt hier uit hetzelfde vaatje getapt. Is dat erg? Nee hoor, ik vond dit een sfeervolle en afwisselende plaat. Het lijkt een staalkaart van stijlen: naast de te verwachten R&B is er wat orchestraal spul, sommige dingen lijken singer-songwriterachtig, er wordt zelfs een beetje gerockt. Nog even een frisse luisterervaring voordat we volgende maand weer de diepste krochten van de jaren tachtig in duiken.
Beck? Dat is toch die Zweedse detective van Sjöwall en Wahlöö? O, de artiest? Kennelijk is deze muziek ook in de jaren negentig uitgebracht, maar het zegt me eigenlijk helemaal niks. Het zwabbert een beetje tussen de genres en laat geen indruk achter.
Gruizige gitaarklanken, vanwege de metalinvloeden klinkt het uitgesproken metalig. Soms zingt hij, soms brult hij, met zijn stem met een ruw randje. Niet echt een pakkend album dat je twee keer beluisteren niet bepaald kunt meezingen. Dit album heeft niet bepaald catchy tracks, dus al barst het van de hooks en de licks, deze frontman en zijn backing vocals komen wat mij betreft niet hoog in de charts.
Je moet wel heel erg van bongo's houden, wil je dit leuk vinden. Gelukkig hou ik heel erg van bongo's. Lekkere jaren 70-funk met trompetten, wah-wah-gitaren, een orgeltje, en... bongo's. Wat wil je nog meer?
Lekker relaxte muziek dit. Goed voor in de auto over de prairie. Of een zonnige, licht gare werkdag als deze. Loom tempo, donkere stem, niks mis mee.
Saai... Het begint als een soort wannabe-Jim Morrisson, snuift wat aan het oeuvre van David Bowie, en blijft daarna in jaren tachtig-gejengel hangen, en dat dan heel lang. In 1991 was de muziekwereld al verder dan dit. Enkel het citeren uit oude films is al (heel erg) nineties.
Meer vergeetbare jarentachtigmeuk. Iets frissere sound dan de vorige plaat, en gelukkig ook minder lang. Maar om er nou meer sterren voor te geven, dat nou ook weer niet.
Leipe maar lekkere pseudo-country. Gezien de bandnaam, albumnaam en albumhoes moet je het allemaal maar niet te serieus nemen, gewoon getikte Americana die fijn wegluistert.
De jaren zeventig waren toch echt de hoogtijdagen van dit soort softpop. Een warm geluid, Omo-dozen in het drumstel, een blik violen en je eerste echtscheiding van je af zingen. En de Eagles tonen zich er meester in. In het toch redelijk vaak gedraaide Hotel California hoorde ik desondanks weer nieuwe dingen. Meer albums van dit kwaliteitsniveau in de lijst graag.
Weer zo'n jarentachtig new wave-bandje. Het is allemaal wel aardig, vooruit, omdat ik weet hoe slecht het kan zijn, ben ik mild tegen deze gasten.
Aan het einde van zijn carrière was de stem van Solomon Burke een aantal octaven gezakt, en zat hij in zijn rolstoel moddervet te wezen, maar maakte hij wel mooi een album met De Dijk, met hun opvallend goed naar het Engels vertaalde nederhits. De man overleed, net geland op Schiphol, nog in het vliegtuig, terwijl hij die avond een concert met Huub en zijn mannen zou geven. Maar goed, hier is Solomon nog jong en een stuk dunner. Het is allemaal wel leuke muziek, maar echte uitschieters zitten er ook weer niet tussen. We hebben betere soul gehad in deze lijst.
Niemand houdt van boze mensen. Geen idee waar die Skin zich druk om maakt, maar het verongelijkte geschreeuw zorgt er in ieder geval voor dat ik voortijdig afhaak. Muzikaal is het wel aardig, maar ik had hier snel mijn buik van vol.
Dit is de shit! Moddervette blues met planken van heel erg dik hout. Het staat als een huis en het speelplezier straalt ervan af. Meer van dit en minder deprimerende Britse garagebandjes graag.
Bij de eerste seconden van dit album zonk de moed me al in de schoenen. Maar op de een of andere manier, misschien omdat we al veel te veel morsige kelderpunk uit omstreeks 1980 gehoord hebben, kon ik het wel uitluisteren. De muziek is in ieder geval strak en er wordt weinig tijd besteed aan vruchteloze pogingen om het mooier te maken dan het is. Pas in het laatste nummer slaat het vertrouwde jengelspook weer toe. Daarom, en omdat het toch al niet mijn muzieksmaak was, toch geen hoge ogen voor deze heren.
Sorry mensen, maar de jaren tachtig? Doet u mij Toto, U2, The Police, Bowie, Jackson, of Springsteen maar, of desnoods Europe of A-ha, of zelfs Rick Astley en Glen Medeiros. Maar wat moet ik in vredesnaam met het zoveelste jarentachtig jengelbandje waarvoor het woord 'overbodig' lijkt te zijn uitgevonden?
Ergens in de Wieringermeer staat een enorm datacentrum van Google. De servers draaien op volle toeren, slurpen energie en kraken van de enorme hoeveelheid data. Waarom? Omdat Youtube vol moet staan met gegenereerde video's met titels als '6 hours relaxing piano music for study', of '6 hours of beautiful ambient celtic harp music' en '6 hours of chill romantic jazz and bossanova for focus and memory'. De samenleving gaat ten onder aan het gewicht van overbodige muzak. Onze laatste dag op aarde zal in ieder geval opgevrolijkt worden door zes uur 'Relaxing smooth jazz for meditation and stress relief'. De aanstichter van al dit kwaad? Brian Eno, die in 1978 al deze LP volpingelde met zijn slaapverwekkende pianoakkoordjes en daarmee kennelijk trendsetter was. Heel goed om bij in slaap te vallen waarschijnlijk, maar daar hadden we 'Slaap kindje slaap' toch al voor?
Beetje lastig het genre te omschrijven, een soort blije Britse hiphop. Interessant ook om even op wiki te checken hoe deze figuren eruit zien (een soort Mangamannetjes). Naja, vrolijke deuntjes en er staat zowaar een hitje op, het kon slechter.
Begint stevig, pruttelt daarna voort als een stationair draaiende motor. Maar nog nooit een motor zou lekker stationair horen draaien. Niet hun beste album, maar nog altijd heel best.
Ik ben Elvis Costello meestal wel gunstig gezind, maar dit is een saai album. Het kabbelt, het klotst en raakt kant noch wal (oh wat ben ik lekker op dreef).
Rare plaat. Dion (van voorheen Dion & the Belmonts) was een jaren vijftig-tieneridool, en dat hoor je in de eerste paar nummers terug, waarna het ineens jaren zeventig singersongwriterig wordt, er zit een gospeltje tussendoor, en daarna zijn we weer terug in de jaren vijftig. En dat alles onder de bekende bak violen van Phil 'wall of sound' Spector. Dus ja, wat moet je ermee? De jaren-zeventignummers (New York City song) zijn het aardigst, maar die redden het album niet.
Ik vraag me altijd een beetje af of ik nou dingen in een hokje moet stoppen of niet. Is dit Britpop, singersongwriterrock? Geen flauw idee. Fijne zondagochtendmuziek wellicht. Zijn grote hit 'You do something to me' moest hij hier nog schrijven, en zo'n mooie ballad is het enige wat nog ontbreekt op dit album.
Vijf kwartier dampende blues, het kon slechter. Wat deze muziek tijdloos maakt, is een moeilijke vraag. Kennelijk het ruw randje, het spontane, en natuurlijk het superieure spel van de heren.
Een groot gedeelte van het retro-aspect van deze muziek wordt volgens mij bepaald door de productie en de opname-apparatuur. Maar dat is dan ook erg goed gedaan. Resultaat is een strakke maar relaxte soulplaat van de zangeres met de kenmerkende nasale stem en het korte leven. Had nog veel moois kunnen doen.
Er zit 'hardcore' in de titel, dus Eric zal dit wel goed vinden? Hoe dan ook, ik vind er niet veel aan. In de jaren negentig-Britpop-strijd tussen Pulp en Oasis zit ik in het Oasis-kamp, vrees ik. Die zanger van Pulp zingt niet, dit is toonloos mummelen. Die stem klinkt zo ongeïnteresseerd, waarom zou het mij dan moeten boeien? Verder is het album zo nineties dat het een 'Zet je cd-speler uit!'-track heeft. Ben je doof of zo?
Cees zal dit album wel een 5 geven? Op mij is dit soort muziek nooit blijven plakken. Het is wel aardig hoor, de heren rocken lekker een potje voor de vuist weg, maar niets heeft echt attentiewaarde. Sorry mensen.
Van mij hoeft het niet, dit soort jazz in de lijst. Dit is toch vooral een boel getoeter. In z'n soort wellicht aardig gedaan, maar op een gegeven moment ben ik het wel zat. Ik heb vast wel eens beter gehoord dan dit.
Alles wat je maar van een jaren-tachtigalbum mag verwachten: elektrische drums, een overdosis keyboard, geëxalteerde zang en een oorwurmhit. We hebben er weer kennis van genomen.