Bad Company
Bad CompanyBeetje standaard jaren 70-spul. Niet echt slecht, maar het heeft een grote 'waarom moet ik dit eigenlijk luisteren?'-factor. Daarmee ben je nog geen classic album, kortom.
Beetje standaard jaren 70-spul. Niet echt slecht, maar het heeft een grote 'waarom moet ik dit eigenlijk luisteren?'-factor. Daarmee ben je nog geen classic album, kortom.
Maffe muziek, luistert wel lekker weg
Wat een gejengel, je wordt het snel zat.
Ook zo'n plaat waar je niet warm of koud van wordt. Luisteren naar de wasmachine is ongeveer even interessant.
Leuk hoor. Beetje softe muziek, maar wel afwisselend.
Relaxt hoor. O en die Joni Mitchell vond ik best aan te horen. Jullie moeten gewoon niet zo zeuren.
Lekker potje muziek
Het zal wel weer heiligschennis zijn, maar ik vind dit niet zo'n interessant genre. Het is wel goed gedaan hoor, best aan te horen in tegenstelling tot Siouxsie of Roxy music, maar dit zal ik niet vaak zomaar opzetten.
De eerste keer dat ik een heel album van Randy luister. Mijn introductie tot de man kreeg ik in de voorstelling 'Jan Rot zingt Randy Newman', en in vertaling en met de uitleg van wijlen Jan kreeg je een beeld van wat Newman eigenlijk voor muziek maakt. Nogal ironische teksten op dit album. Het luistert dus het beste om even te teksten te googelen en mee te lezen. Vaak zingt hij in de eerste persoon namens een ander, meestal rechtse types uit de zuidelijke staten van Amerika die hij zo te kakken zet (zie al het eerste nummer, We're rednecks). Louisiana 1927 gaat over een watersnood (had vertaald moeten worden als Zeeland 1953?) De eerste drie nummers zijn door Jan Rot vertaald als Mooi Drenthe, Roosendaal en Marie. Aanrader om die nog ff te luisteren, en in één moeite door het hele album: https://www.youtube.com/watch?v=XjGd-htIels&list=OLAK5uy_l4S8eDOxnTTV66G6QVFEoagUEYRisBZ78
Pater Moeskroen on steroids. Feestmuziek met een ruw randje.
Beetje middle of the road-album. Wel een paar aardige nummers, maar niet eentje die je vaker op gaat zetten.
Beetje standaard jaren 70-spul. Niet echt slecht, maar het heeft een grote 'waarom moet ik dit eigenlijk luisteren?'-factor. Daarmee ben je nog geen classic album, kortom.
Blije jaren negentig easy soft meuk of hoe noem je dat. Toch wel geinig tijdsbeeld.
Sjonge jonge jonge, wat een amuzikaal gedreutel. Ik ben boos en ik kan m'n bek niet houden. Ben tot halverwege gekomen en toen mocht ik het van mezelf eindelijk afzetten. Ligt niet alleen aan het genre: Eric zette van de week ff Public Enemy op, en dat is al veel interessanter om te horen.
Altijd leuk, instrumentale meuk uit de jaren '70. Was ooit nog de tune voor een Teleaccursus 'De Planeten' (ken je klassiekers) en is gebruikt voor nog 100 andere dingen. Nu nog Tubular Bells van Mike Oldfield en de soundtrack van Bassie en Adriaan is compleet :-)
Whoehoe, onvervalste country. Geen Johnny Cash-niveau, maar het doet het ongetwijfeld goed als je met je vrachtwagen over Route 66 dendert. Vraag is wat er precies klassiek is aan dit album, maar ik ben dan ook geen kenner.
Van die lekkere jaren zestig bluesrock of wat voor genre dit ook maar is, uit hetzelfde vaatje als Creedence Clearwater en Cuby, zou ik zeggen.
'Wie boos is, is meestal boos op zichzelf...' Ook deze heren lijken me toe aan een paar sessies anger management. Muzikaal wel interessant hoor, en je kunt er waarschijnlijk prima op headbangen. Een klassiek album, goed om een keer te luisteren, maar dit ga ik niet opzetten in de auto.
Zoals altijd wel aardige, afwisselende muziek van deze strandjongens (die deze keer merkwaardig genoeg beweren dat de surf op is en dat je niet te dicht bij het water moet komen), maar er zit geen echt memorabel nummer tussen.
Hmja, klinkt als een beetje standaardmeisjesnavelstaarmuziek van nu. Je hoeft er de radio maar voor aan te zetten. Is het slecht? Neuh. Is het een klassiek album? Ik zou niet weten waarom. Over twintig jaar nog maar eens luisteren.
O jee, het zal toch geen jeugdsentiment zijn. Maar ik vond dit best goed. Staan toch wel een aantal nummers op die me bekend voorkomen.
Nietszeggende zuurstokmuziek. Nooit van gehoord en qua album net zo klassiek als James Last Op Klompen.
Is het lekkere muziek om te luisteren? Ja. Is het origineel en creatief? Ja? Staan er hits op? Ja. Zitten er nummers tussen die je raken? Ja. Zitten er nummers tussen met sentimentele waarde? Ja. Heeft het invloed gehad in de muziekgeschiedenis? Ja. Is zelfs de hoes een icoon? Ja. Dan is dit een Klassiek Album Dat Je Gehoord Moet Hebben Voordat Je Onder De Groene Zoden Gaat Liggen. Wat Eric er ook van mag zeggen. Geheel terzijde, uit de lijst is dit het eerste album dat ik a) wel eens gehoord had, b) in mijn bezit heb, c) als LP heb, d) als picture disc heb (en daardoor niet eens vaak geluisterd).
Luistert lekker weg, nooit gehoord van deze gasten en er zullen ook wel geen straatnamen naar vernoemd worden.
Klinkt alsof het op een zaterdagmiddag in een garage in elkaar is gezet. En dat men gaandeweg de opnamen er steeds meer met de pet naar is gaan gooien. De titel van de plaat zegt het eigenlijk al, het 'is helemaal niks'.
Vliegt een beetje in allerlei verschillende richtingen. Het ene moment is het gigantische Leo Blokhuis-muziek, dan weer blues, en het sluit af met een soort Clannad avant la lettre. Luistert best weg op een zonnige maandagochtend, daar niet van.
Zo'n album waar langharige babyboomers helemaal te gek waus op gingen, stickie in hun hand, en ze lazen er allerlei diepere betekenissen over het leven in (Harrie Jekkers: 'Je wist niks, je had één boek gelezen, In de ban van de ring of zo'). In die zin hopeloos door de tijd ingehaald. De boomers schoren hun baard af, trokken een pak met stropdas aan, en de LP ging in de kast. Afgezien daarvan wel lollige afwisselende muziek, maar ik ga niet naar de teksten luisteren om een of ander hoger bewustzijnsniveau te behalen.
Vrolijk ontspannen getoeter voor bij het haardvuur. Zal destijds ongetwijfeld baanbrekend geweest zijn, maar tegenwoordig associeer je dit met whisky nippen bij kaarslicht in een sjieke lounge. Of vooruit, bij beschaafd publiek in een keurige jazzclub in een kelder in Parijs.
Uit de 1001 albums die je gehoord moet hebben om te testen of je nog altijd smaak, beoordelingsvermogen en oren hebt: check, kennelijk heb ik die allemaal nog, want wat een bagger. Het klinkt als wat eruit zou komen als je aan een zesjarige zou vragen om een popalbum in elkaar zou steken. Ik moest Stef Meeder's Hammond Harmony opzetten om bij te komen. Heeft ook een leukere hoes om naar te kijken.
Hm ja, ik heb hier geheel onbevooroordeeld naar geluisterd, en het is allemaal keurig gemaakt, maar ik vind er toch niet veel aan. Meer muziek voor iets te dikke en schorre blonde studentenmeisjes.
Hier merk je dan toch het verschil tussen de terecht in vergetelheid geraakte koekenbakkers die deze top-1001 vervuilen, en de echte muziekgrootheden. Van a tot z een fijne, warme en afwisselende luisterervaring. Het stijgt niet naar de vijf sterren van eeuwige genialiteit, maar ik kan me voorstellen dat er Elton John-albums zijn die dat wel doen. Wie weet heeft de buurvrouw van de ouders van Dunnen (waar Elton John altijd langs kwam om te blijven eten) nog luistertips.
De Boss meldt zich dan eindelijk. Dit steekt voor mij boven het maaiveld uit, en moet toch minstens een ster hoger krijgen dan die George Michael. Zelfs als geen van zijn echte meesterwerken erop staat.
Tuurlijk, het is appels met peren vergelijken... is Abba nou beter dan Bruce Springsteen of Miles Davis? Maar nu gaat het om de vraag: is dit een Klassiek Album? Hell yeah. Onwijze zuurstokmuziek, maar zo retegoed gemaakt. Dancing Queen wordt nu nog door jongetjes en meisjes van 17 jaar meegeblèrd. Dat zie ik Bob Dylan nog niet presteren.
De eerste liveplaat die we hebben opgekregen? Altijd weer een heel andere sfeer dan het studiowerk. Kennelijk een vrij intieme setting dit optreden, met kolkend publiek. Heerlijke warme soulmuziek van een van de groten. Ik word er heel erg blij van. Nu al de derde keer dat ik hem luister :-)
Na Sam Cooke heerlijk nog meer soul. Geweldig stemgeluid, lekkere muziek. Een liveplaat hiervan zou helemaal de naden uit je broek swingen. Getwijfeld tussen een 4 en een 5, omdat een paar nummers toch een beetje kapot zijn gedraaid op de radio. Maar omdat dit zoveel bezieling heeft (in contrast tot de gladde robotmuziek van Abba) verdient dit lekker toch een 5.
Bowie staat garant voor prettig gestoorde funky deuntjes. Maar niks op dit album grijpt echt de aandacht. Dus dit eindigt in de middenmoot.
Dames en heren... dit is mambo nummer zes! Heb u een pilletje voor de hik? Deze zag ik niet aankomen, allemaal mambo en chachacha en al die Latijns-Amerikaanse dingen. Ik vind dat altijd erg lollige muziek, maar ik vind deze plaat niet echt anders of beter dan andere muziek in het genre. Misschien heb ik er gewoon geen verstand van. Een vier omdat het weer een welkome afwisseling is.
Ergens is het allemaal prettig getikt, wat verwacht je anders bij een mafkees als Prince. Het valt me vooral op hoe ontzettend gedateerd dit klinkt, het is heel erg 1984 op deze plaat. Naar het einde toe wordt het gaandeweg beter. Vooruit, we geven dit een 3.
Hè, net zo'n lekkere lome jaren-zeventig-jazz-funkplaat, ideaal voor zo'n kouwe donkere doordeweekse middag, gaan ze tegen het einde ineens een of andere vervelend zeikverhaal afsteken van wat er allemaal mis is in de wereld. Wat net fijn luisteren was, verzandt plotseling in ergernis. Die irritante rappers van later spuwden hun klachten tenminste nog in sneltreinvaart, maar dit duurt nog laaaaaang ook. Ik wou een vier geven, het wordt een twee.
Hier en daar een krijsgeluidje (dus Cees zal het wel weer niks vinden), maar ik vind dit wel geinige maffe muziek. Het luistert lekker weg, scoort hoog op de originaliteit, emotioneel raakt het allemaal niet echt.
Raar geval: kant 1 is oersaaie pretentieuze babyboompop, en daar loop ik me te ergeren aan de stem van de zanger. Kant 2 is veel leuker, daar jammen ze gewoon een eindje weg en lopen ze lekker te blèren. Vanwege de matige A-kant toch maar twee sterren.
Tja, weer van die vage Ericmuziek. Luistert wel lekker weg hoor, maar echt raken doet het ook niet. Meer om op de achtergrond op te zetten in een loungebar.
Ik vind de muziek van deze Elvis altijd wel aanstekelijk. Moeilijk te zeggen waarom precies, maar het klinkt allemaal lekker losjes en funky, en met dat maffe direct herkenbare stemgeluid. Ik zou deze vaker kunnen draaien.
Ze schieten lekker uit de startblokken met een warme, vrolijke jaren zeventig-sound. Zo worden ze tegenwoordig niet meer gemaakt, denk je dan. Maar gaandeweg krijgt een soort jengelmuziek de overhand, die ook nog eens gigantisch in herhaling valt. Zo komen we ergens in het midden uit.
Pfff....saai....Muzikaal zal het best prima zijn. Maar ik krijg mijn aandacht hier niet op gevestigd.
Uit de tijd dat het nog een stel jonge gasten met een boel branie waren. Het klinkt na meer dan 50 jaar nog altijd fris. Het heeft stijl, het rockt, het is creatief, het komt aan. Goed gedaan van de heren.
Gaandeweg wordt de zingzeggende muziek steeds irritanter en nietszeggender, tot het punt dat er letterlijk een kind gaat jengelen. Even later zitten we in het spookhuis van de Efteling. Weer zo'n zogenaamde legende van de popmuziek die eigenlijk niks klaarmaakt.
Tja, een album dat begin met Ennio Morricone kan sowieso nooit helemaal slecht zijn. Het duurde wel even voordat ik erin kwam hoor, maar dan ben je uiteindelijk wel in de flow. Goede en originele combi van brullende gitaren en het orkest van filmcomponist Michael Kamen, die wederom bewijst (na de Finse act Apocalyptica, dat Metallica op cello speelt) dat de grens tussen heavy metal en klassieke muziek (gek genoeg) soms flinterdun is. Enige klacht van mijn kant is wellicht de lengte, ruim twee uur zware metalen is voor mijn ongeoefende oren aan de lange kant.
Ik hoor hier dus echt niks bijzonders aan. Dun geluid, geen enkele attentiewaarde. Als je me had verteld 'dit is een oud demo-casettebandje van een Gorcums schoolbandje' had ik het ook geloofd.
De heren hebben ongetwijfeld heel veel lol gehad bij het in elkaar steken van deze flauwekul ('Radio London reminds you: go to the church of your choice'). En dat straalt er wel vanaf. Het heeft vooral attentiewaarde, niks vliegt echt hoog, maar het is weer eens wat anders.
Precies de gezingzegde mummelmuziek die je van Dylan verwacht. Maar weet je wat, het luistert toch wel aardig weg. Geen idee of ome Bob met zijn Nobelprijswaardige teksten iets belangrijks wou zeggen, voor zover verstaanbaar, want daar heb ik toch niet op gelet. Ik besefte trouwens van de week dat de enige Engelstalige zanger waarvan ik überhaupt teksten uit m'n hoofd ken folk-singersonglegende Jim Croce is. Dus hopelijk komt die nog eens langs.
Natuurlijk lastig om buiten het seizoen alsnog een kerstplaat te gaan luisteren. Maar ik weet niet of ik hier in december heel veel meer van had genoten. Sterker nog, het werd het langste half uurtje van de week. Alle clichésongs achter elkaar, met alle clichés in de tekst, op een bedje van Motown- en Beach boys-achtige klanken, een geluid dat je niet gauw met de kerst associeert. Als piek op de boom nog een knullige monoloog aan het eind met een strijkersversie van Stille Nacht eronder. Ik krijg van de weeromstuit zin om heel veel vuurwerk af te steken na het aanhoren van deze geglazuurde kitsch.
Hm ja, het is wel vrolijk, al krijg ik de indruk dat de teksten (waar ik niet naar geluisterd heb) soort van maatschappijkritisch zijn. Dan wreekt zich de lengte van deze dubbelelpee. Het is geen sound die vier plaatkanten lang interessant blijft. Half puntje erbij dan maar voor het aanstekelijke titelnummer.
Door het beluisteren van al deze albums krijg je een zekere ervaring. Dan heb je bij het opzetten van de plaat al een indruk van wat je kunt gaan verwachten. En hierbij dacht ik meteen: 'O nee, daar gaan we weer...' Wederom jaren-70/80-nauwelijks-luisterbare-jengeltroep. Het zoveelste bewijs dat 'progressief', 'avant-garde' en 'vernieuwend' meestal betekent: 'doodlopende weg'.
Een soort Afrikaanse funk met een uitgebreide percussie- en blazerssectie. Best leuk en energiek, maar ook erg herhaalderig. Gaandeweg ga je toch even spieken wanneer het voorbij is.
Singer-songwritermuziek van iemand die het budget heeft om af en toe een blikje violen open te trekken. Doet ergens denken aan Elton John, maar dan met een verkoudheid en een beetje depri. Af en toe best sfeervol op een donkere wintermiddag.
Het klinkt vaag een beetje als iets uit m'n jeugd, maar dit soort muziek heeft op mij nooit veel indruk gemaakt. En ik heb echt m'n best gedaan destijds. Kennelijk zat ik op m'n zolderkamertje liever andere dingen te luisteren, Jacques Brel of zo.
Fijne, goed in het gehoor liggende avant-gardesound uit onze favoriete periode, eind jaren zeventig. Het muzikaal experiment werd niet geschuwd, wat resulteert in een superieur provocatief gitaarspel en strakke ritmes als begeleiding van een heerlijke non-conformistische zangstem zoals je ze tegenwoordig nog maar weinig hoort. En dan ook nog van die originele experimentele composities! Genieten.
Lekker in het gehoor liggende niemendalletjes uit de stal van Burt Bacharach en dat soort easy listening-songsmeden. Helemaal niks mis mee.
Ik kan hier echt geen patat van bakken. Een soort jaren tachtig-conceptalbum? Doet een beetje denken aan 'The Who sell out' qua gekkigheid (een cover van Bruce Springsteen, en dan weer zo'n Burt Bacharach-niemendalletje erachteraan?). Het klinkt wel aardig hoor, maar de malloterie overstemt het luisterplezier.
Uit de tijd dat bands zich ineens gingen vernoemen naar steden en landen. Aardige jaren tachtig-muziek, best aan te horen, en daarna ben je het meteen weer vergeten. Het heeft allemaal te weinig attentiewaarde, dus geen drie sterren.
Geen idee wie deze gasten zijn, maar het klinkt wel aardig. Een soort ruwere broertjes van U2. Maar ik ga deze muziek ook weer vergeten, en ook de naam van de uitvoerenden vergeten. Dan weet je dat alvast.
Een stem waarvan er geen tweede is (of het moet Emiliana Torrini zijn), en die sommigen wellicht op de zenuwen zal werken. Ik heb daar dan weer geen last van. Gewoon prettig gestoorde dromerige elektro-fluffy-semi-techno, of wat het dan ook maar mag wezen.
Een vrolijke explosie van muzikale creativiteit. Beats en instrumentatie geplaatst onder overal en nergens vandaan getrokken samples, en het werkt: sfeervolle gekkigheid.
Geen pretenties, gewoon wat langdurig jammen en maar zien waar je uitkomt. Het resultaat is wat problematisch: ja, het is een lollige trip, maar je vraagt je wel af: wanneer zou ik zoiets eigenlijk willen luisteren? Als je net een abstract schilderij zit te maken, een hoorspel over ruimtevaart opneemt of wanneer je nostalgische herinneringen aan het spookslot van de Efteling ophaalt. Niet zo vaak dus.
De heren van Pink Floyd laten even horen hoe je dat doet, een conceptalbum maken. Strakke, maar o zo evocatieve muziek die alleen in z'n eigen universum lijkt te bestaan. (Zo, ik ben lekker op dreef.) Sowieso een prestatie: muzikaal experimenteren, en dan toch een dijk van een plaat opnemen. Money, Time, The great gig in the sky, allemaal klassiekers, en ook hier is de hoes alleen al een icoon.
Okee, deze even wat eerder opgezet omdat ik even behoefte had aan écht goede muziek tussen alle jarentachtigjengelmeuk. Sfeervolle singersongwriterklanken, het muzikale equivalent van een lekker knapperend haardvuur om helemaal tegenaan te kruipen. Minimalisisch en toch van begin tot eind boeiend. Onmiddellijk herkenbaar en niet vaak geëvenaard, onze goeie ouwe (te jong overleden? in kluizenaarschap gegane? teruggetrokken in een Tibetaans klooster?) Nick Drake.
Ja, waarom is dit soort soulmuziek nog steeds zo leuk? Warm stemgeluid, fluweelzachte instrumentatie, blikje violen hier, ontspannen baspartij daar? Vertelt u het me maar.
Tja, wat vinden we van deze lesbopop? Het is wel aardig, maar kabbelt ook een beetje voort. Wat dit een beetje mist is, excusez le mot, ballen.
Eric wou knallen met het volgende album en we worden op onze wenken bediend. Het soort plaat waar je op hoopt bij het afgaan van deze 1001 albums. De moddervette sound van een allengs ook steeds vetter wordende Jim Morrison. Bluesy, dreigend, stampend. Deze kun je rustig nog drie keer draaien.
Tja, je koopt een computer en je moet er wat mee. De een gaat een Hartenjagen-spel programmeren, een ander zet z'n postzegelverzameling erin, en een derde gaat heel langdradig uitgesponnen ambient-hotseflots-techno maken. Leuk hoor, maar boeiend is anders. Men had bij de selectie 85-92 toch wat strenger moeten zijn. (Luistertip: speel deze plaat af en zet tegelijk een oude cabaretplaat op, van Wim Kan of zo. Gaat prima samen en verhoogt het luisterplezier van beide aanzienlijk!)
Best leuke Americana-blues-mummelmuziek. Nog steeds de vertrouwde stem als een spijkerbak, maar op een bepaalde manier best sfeervol. En het nog 1000 keer gecoverde 'Make you feel my love' staat er dan ook nog op. (Mijn favoriete versie is die van Bram Vermeulen, die d'r weer een heel eigen draai aan heeft gegeven, 'Te veel'.)
Lastig. Het klinkt bekend, allemaal wel goed gemaakt, maar het blijft wat navelstaarderige muziek, en dan breekt het op dat ik helemaal niet naar de teksten luister omdat het in het Engels is. Geen idee waarover ze zich druk staan te maken.
Kijk, ik vind dit soort maffe culturele crossovers dus ontzettend leuk. Tango-accordeonnetje, wat gezwam in het Spaans, beatje eronder. Maar erg afwisselend is deze plaat niet, en dan wordt het al snel loungemuzak uit de serie Café del Mar 1 t/m 99. Vooruit, ik word er op zich wel blij van, dus ik ben genereus met de sterren vandaag.
Computer, genereer muziek. Zoveel beats, ambient bedje eronder, 10% vulgair taalgebruik, afgestemd op die-en-die demografische doelgroep. Kortom, een album alsof het door ChatGPT is gegenereerd. Doe mij maar wat menselijke creativiteit, desnoods de schraapstem van Dylan, als je maar hoort dat het door een echt mens is gemaakt.
Inderdaad, dit zijn gillende gitaren. Helemaal volgens het boekje keurig binnen de brave metal-lijntjes gekleurd. Lekker stampend en met de gebruikelijke vieze woorden om hun oude moedertjes te laten schrikken. Maar goed, bij mij wreekt zich dan dat dit echt mijn genre niet is. Het klinkt nog het aardigst wanneer het instrumentaal is. Zodra ze hun schreeuwende smoel opentrekken, haak ik weer af.
Zoals ik bij Jean-Michel Jarre al schreef, 'nu nog Tubular Bells van Mike Oldfield en de soundtrack van Bassie en Adriaan is compleet'. Nu schijnen de befaamde clown en acrobaat ook nog diverse andere muziekstukken te hebben gebruikt van lieden als Vangelis en Clannad, toch is vooral het intro van deze plaat bij mij blijven hangen als het gaat om spannende deuntjes die de avonturen van twee circuslieden en een pratende robot begeleiden. Maar Tubular Bells is zoveel meer dan het intro. En dat is jammer, want op een gegeven moment zakt de spanning enigzins uit de plaat weg. Wat voor genre is dit eigenlijk? Een groot experiment kennelijk, een lange reis langs de muzikale ideeën die bij Mike in zijn hoofd opkomen. Inclusief een grommend monster, een weerwolf en een snippertje folk aan het eind. Een uniek stukje werk, voorzien van een iconische hoes, bijzonder ook dat dit zo'n hitalbum is geworden. Maar voor mij is de reis iets te lang en wijdlopig. Geen vijf sterren daarom.
Man man, wat ben ik blij dat de jaren tachtig voorbij zijn. Deze plaat krijgt het, op de drempel van de 90s, voor elkaar om alles bij elkaar te zetten wat er fout was aan dat decennium. Vals geknoei op keyboards, blikkerige drumcomputers, vocale interessantigdoenerij, irritante ritmes en een sound alsof het op de plee is opgenomen.
Gelukkig was niet alles ellende in de jaren tachtig. Het klinkt net zozeer als een product van dat decennium, maar hier zorgen de keyboards en electronische drums wél voor een aangenaam geluid. Dat zal in niet geringe mate aan het stemgeluid van Kate en aan haar composities liggen. Hier en daar is wat experimenteel, maar het klinkt eerder prettig gestoord dan irritant.
Als een soort Marty McFly zitten we nog steeds vast in het verleden, de jaren tachtig in dit geval. Ik vond dit een vrolijk en afwisselend album, eentje dat je rustig nog een keer kunt opzetten en dat is altijd een goed teken. Het doorstaat de tand des tijds een stuk beter omdat men niet achter alle elektronische modes (de al genoemde blikkerige keyboards en hakketakkerige drumcomputers) aan is gerend. En naar het schijnt gaat Grass niet eens over drugs.
Het begint vervelend te worden, deze klanken vanuit vochtige Britse garages met de akoestiek van een schoenendoos. Noise, noise, noise. Hoeveel van dit soort albums hebben nou al gehad? Totaal vergeetbaar. Mogen we nu weer iets wat wel eeuwigheidswaarde heeft?
Neil Young had zin om te rocken, en wie ben ik om hem tegen te houden. De man heeft hoorbaar plezier om lekker op de gitaar te klooien en wat onzintekstjes te verzinnen ('Farmer John, I love your daughter'). Vermakelijk, iets wat het denk ik op de lange autorit wel goed doet.
Afwisselende nineties-plaat, met wat typische dingen van die tijd (al die lollige citaatjes uit ouwe films), maar creatief genoeg om het interessant te houden. Ik moest hem wel meerdere keren beluisteren om mijn mening te kunnen bepalen, het beklijft niet zo en wordt al snel achtergrondmuziek. Maar wel leuke achtergrondmuziek.
Je hoort heel goed dat het in 1980 is gemaakt en dat het met zijn 37 minuten precies op een LP moest passen. Daar is ook alles wel mee gezegd. Het luistert wel aardig weg, en daarna hoef je 'm nooit meer te horen, want waarom zou je niet gewoon de volgende plaat opzetten.
Prettig gestoorde niemendalletjes op deze plaat, een raar soort trip die aan je voorbijvliegt. Het heeft vooral curiositeitswaarde, echt raken doet het niet. Zo eentje die je nog een keer moet luisteren omdat je je afvraagt: hm, wat heb ik eigenlijk gehoord?
De zorgvuldig ongeschoren, in leren jasje gestoken en van een oorbel voorziene George Michael is gewoon een beetje een vieze man, met dat gelispel, die pornosaxofoons en euhm, de mededeling dat hij je sex wil. Materiaal voor Yes- en Fancy-lezeressen die grote posters aan de muur van hun slaapkamertjes hingen. Afgezien daarvan kun je niet ontkennen dat het muzikaal wel aardig gemaakt is.
Het klinkt allemaal als een andere tijd, een tijd van suikerspinkapsels, psychedelisch behang, paarse lampekapjes en droogbloemen voor het raam. De tijd dat er nog budget was om even een heel orkest aan te laten rukken om een zoetgevooisde zangeres een plaat vol te laten galmen. Het klinkt allemaal om door een ringetje te halen, wat een warm geluid. Kun je rustig vier keer draaien, en daarna mag er wel weer wat stevigers uit de speakers knallen.
Ik vroeg om iets stevigers na Dusty Springfield en dit is precies stevig genoeg. Lollige festivalpopmuziek, een aantal nummers komen bekend voor, wat jaren 80-tonen, het klinkt allemaal prima.
Britpop, de jaren negentig, een licht verlangen naar de goeie ouwe jaren zestig, met een dikke laag ironie erover en dan alles met veel vervorming uit de versterkers laten knallen. Best leuk, maar niet alles in dit genre blijft even lang boeiend.
D'r staan wel aardige stukjes op, maar wanneer ze weer gaan raggen, heb ik de neiging af te haken. Vooruit, ik ben in een goede bui vandaag.
Af en toe een leuke gitaarsolo, maar verder gewoon een berg takkeherrie. Het zal vast mensen hebben geïnspireerd, maar als hier iets goeds uit is voortgekomen, dan luister ik daar liever naar. Je eet toch ook liever friet dan rauwe aardappels met de schil er nog om en de kluiten aarde er nog aan.
Leuke niets-aan-de-hand-popmuziek, maar er zitten niet echt uitschieters tussen. Het luistert lekker weg in een half uurtje, en dan zet je de volgende op. Had er meer van verwacht.
De hoes is opvallender dan de muziek. Het stoute zusje van Sheryl Crow ragt wat op de gitaar, blèrt een beetje, vals viooltje erbij, dat laatste deed het in de jaren negentig altijd goed bij dit soort dames. Maar de andere rockbitches van de jaren 90 maakten toch wel interessanter spul dan dit.
Weer zo'n album vol Randy Newman-klassiekers, de ironie druipt er weer vanaf, maar het zijn leuke jazzy songs met mooie arrangementjes. Tussen het zwarte wereldbeeld vinden we zowaar ook oprechte vrolijkheid, niet voor niets nummers die we beter als covers kennen: Simon Smith and his dancing bear en You can leave your hat on. Een soort kruising tussen Bram Vermeulen en Drs. P maar dan uit Amerika.
Hee leuk, dat laatste nummer is de intro van Skandal im Sperrbezirk, maar dan een stukje langzamer. Maar verder? Behind blue eyes is later nog vaak gecoverd, okee. Het is allemaal wel goed, maar ook erg gemiddeld.
Vanaf de eerste paar seconden vond ik dit al een leuk album. Het is wat ze noemen evocatief: het zet een sfeer neer, een soort zonnige morgen in een vreemde stad, ik roep maar wat. Relaxte klanken, bakje echo eronder, wandeling langs de kade. Meer van dit zou geen straf zijn.
Ome Bob live, op z'n aller-jaren-zestigst: gitaar, mondharmonica, en die mallotige stem. Als je even vergeet je te ergeren aan die maffe manier van zingen, is het eigenlijk best goed aan te horen, zelfs sfeervol. Het geluid is ook niet altijd even best, maar zelfs dat deert niet al te veel. Ik vond het nummer 4th time around al veel op Norwegian wood (Beatles) lijken, en kennelijk was dat ook de bedoeling. Bob dist Lennon en McCartney, dat moet Eric toch aanspreken.
Prettige singersongwritermuziek, eindelijk rust voor m'n oren. Alleen al daarom zou ik bijna 4 sterren geven, maar daarvoor mist het net een beetje die extra attentiewaarde.
Kennelijk is die Wilco zo belangrijk dat een tweede album van hem in de lijst moest. En dan meteen ook maar achter de vorige aan. Helaas is 's mans werk niet interessant genoeg om twee platen achter elkaar te boeien.
Singersongwriter-Americana, vleugje country erin, muziek om te draaien in je blokhut wanneer je net een uurtje hout hebt staan hakken of hebt staan vissen in de beek. Maar net als die beek kabbelt het een beetje en zit er niks spannends tussen.
Je kunt er van alles van zeggen, maar dit allemaal toch goed in elkaar gestoken spul. Het rockt bij vlagen, wat ballads, je kunt er niet tegen zijn. Williams liet na al dat Take That-gezwijmel zien wat hij waard was.
Een dame, een piano en wat begeleiding, zo simpel kan een jazzplaat zijn. Mooi warm geluid, dat gunstig afsteekt tegen veel ander werk dat we hier te verhapstukken krijgen. Dus ben ik maar eens royaal met de sterren.
Een Engels glamrockbandje uit hetzelfde hout gesneden als Mud en Slade, met als verschil dat T. Rex nooit een kersthit heeft gescoord bij mijn weten. Ik vind dit eigenlijk best een leuk genre, het neemt zichzelf in ieder geval niet zo serieus.
Leuk weetje: deze plaat is op hetzelfde Franse kasteel opgenomen als de vorige plaat, van T-Rex. Maar goed, als je dit album in één zin zou moeten samenvatten, is het: fun. Sir Elton laat zich lekker gaan, zijn creativiteit de vrije loop latend. Het sleept me echter niet genoeg mee om het subliem te vinden. Wel leuk om het origineel van 'Kopje koffie in de wind' van Rooie Rinus en Pé Daalemmer weer eens te horen.
Ik vind dit soort maffe electrotechnotriphop of hoe het maar heet (je kunt het ook Eric-muziek noemen) altijd leuk. Ook hier werd ik niet teleurgesteld. Fijne sound mede namens de warme stem van de zangeres.
Nog een albumpje in hetzelfde genre, het geluidsbeeld is wat minder strak maar dat mag de pret niet drukken. Ook dit luistert lekker weg, creatief gedaan allemaal, ik moet dit soort muziek toch wat vaker gaan luisteren.
One time, two time! Voor iemand die in het Engels nooit naar de teksten luistert, werkt dit soort ouwehoermuziek nogal op de zenuwen. Naast geklets heeft dit album sowieso niks te bieden. Er zitten zelfs wat Ome Henk-achtige hoorspelletjes tussen met gekke stemmetjes. Ik vond dit al bagger toen het uitkwam en toen ergerde ik me er al kapot aan alle daadwerkelijke muziek bij elkaar gejat was. Dat je denkt: hebben deze mensen zelf ook maar enige creativiteit? Nee dus. In het getto was er kennelijk geen geld voor een muziekschool. Zelfs die flauwe Nederlandse covers (de Foetsies) waren lui en stom.
Vindt die Roel dus alle hiphop en R&B stom? Nee hoor. Dit album luistert relaxt weg, funky ritmes, de creativiteit spat eraf, en dan is af en toe een sampletje ook niet erg.
Twee keer gedraaid, twee keer totaal niet opgelet. Conclusie: deze muziek trekt niet echt de aandacht. Het saaie oudere broertje van de grunge, met een folkdingetje ertussen.
Blije jarentachtig-hakketakpop, met het onverwoestbare Eileen erop, dat nog steeds Schotland tot Sydney dansvloeren opzweept. Wel aardige sound, maar in de muziek uit deze periode zit een soort rare jengel die niet fijn in het gehoor ligt. Daarom blijft deze steken bij 3 sterren.
Ik moest even checken of dit niet gewoon wat leden van een andere band zijn die een schnabbel doen, de Red hot chili peppers of zo. Maar nee, deze heren zijn kennelijk een band van zichzelf. Stevige jaren negentig-rock, klinkt nog best leuk.
Klinkt als een soort staalkaart van jaren negentig- en nul-muziek. De hele tijd denk je: dit ken ik, maar dan van een andere band. Ze zitten veel op dezelfde golflengte als Radiohead, Coldplay en dat soort dingen. Dus ja, waarom zou je die niet opzetten als je zonodig deze sound wilt horen.
Als je dan toch emo-muziek moet maken met je klaagstem, doe het dan goed. Dus wel stevige gitaren op stampende ritmes, wat gekkigheid uit je keyboard en gaan met die banaan.
Meer dan drie uur van dit spul is echt te veel. Deze nummers zijn allemaal zowat honderd jaar oud, en de houdbaarheidsdatum is nu wel verstreken. Het ligt niet aan de zangeres of het orkest, maar puur qua tekst, compositie en arrangement werken de nummers op de zenuwen. Die zoetige blijheid met belegen grapjes, dat pruimen we tegenwoordig niet meer. Enkel de melancholie ('Somebody from somewhere' en dergelijke) komt nog over.
Altijd leuk, van die aspirant-spionnenmuziek op een loungebedje. Relaxt, sfeervol, doet u mij maar meer van dit.
Even opgezocht hoe dit genre ook alweer heet, punkrock dus. Vrolijk over het podium stuiteren, de gitaren laten vlammen, kritische houding tegenover de wereld en feesten maar. (Zonder Offspring geen Heideoosjes met Johnny en Anita.) Hoe dan ook, dit album is een van de betere in de genre en dan kan ik het prima aanhoren.
Gigantisch minpunt omdat dat totaal kapotgedraaide Clocks erop staat. Kortom, hoe een aardig bandje met aardige nummers verpest wordt doordat het niet is opgewassen teveel airtime op Sky Radio en Top 2000. De muziek van Coldplay is domweg niet goed genoeg om de enorme populariteit te rechtvaardigen, en dan komt het al snel je neus uit. Middelmaat ten onrechte op een podium gehesen.
Waarom moet dit muziek altijd zo klinken alsof hij vanaf een zitzak is opgenomen, met dat luie toontje? Weer een boel geouwehoer met een boel samples eronder. De truc met samples is natuurlijk om iets nieuws te creeëren met bestaande fragmenten in plaats van overbodige covers te maken (zoals de Fugees). Dat lukt, en daaarom is dit geen 1. Maar om nou te zeggen dat ik de plaat heel boeiend vond, dat nou ook weer niet.
Ik moest het even opzoeken, maar nee, Janelle Monáe is geen pseudonym van Beyoncé, maar in mijn beleving (van iemand die er niet echt verstand van heeft) wordt hier uit hetzelfde vaatje getapt. Is dat erg? Nee hoor, ik vond dit een sfeervolle en afwisselende plaat. Het lijkt een staalkaart van stijlen: naast de te verwachten R&B is er wat orchestraal spul, sommige dingen lijken singer-songwriterachtig, er wordt zelfs een beetje gerockt. Nog even een frisse luisterervaring voordat we volgende maand weer de diepste krochten van de jaren tachtig in duiken.
Beck? Dat is toch die Zweedse detective van Sjöwall en Wahlöö? O, de artiest? Kennelijk is deze muziek ook in de jaren negentig uitgebracht, maar het zegt me eigenlijk helemaal niks. Het zwabbert een beetje tussen de genres en laat geen indruk achter.
Gruizige gitaarklanken, vanwege de metalinvloeden klinkt het uitgesproken metalig. Soms zingt hij, soms brult hij, met zijn stem met een ruw randje. Niet echt een pakkend album dat je twee keer beluisteren niet bepaald kunt meezingen. Dit album heeft niet bepaald catchy tracks, dus al barst het van de hooks en de licks, deze frontman en zijn backing vocals komen wat mij betreft niet hoog in de charts.
Je moet wel heel erg van bongo's houden, wil je dit leuk vinden. Gelukkig hou ik heel erg van bongo's. Lekkere jaren 70-funk met trompetten, wah-wah-gitaren, een orgeltje, en... bongo's. Wat wil je nog meer?
Lekker relaxte muziek dit. Goed voor in de auto over de prairie. Of een zonnige, licht gare werkdag als deze. Loom tempo, donkere stem, niks mis mee.
Saai... Het begint als een soort wannabe-Jim Morrisson, snuift wat aan het oeuvre van David Bowie, en blijft daarna in jaren tachtig-gejengel hangen, en dat dan heel lang. In 1991 was de muziekwereld al verder dan dit. Enkel het citeren uit oude films is al (heel erg) nineties.
Meer vergeetbare jarentachtigmeuk. Iets frissere sound dan de vorige plaat, en gelukkig ook minder lang. Maar om er nou meer sterren voor te geven, dat nou ook weer niet.
Leipe maar lekkere pseudo-country. Gezien de bandnaam, albumnaam en albumhoes moet je het allemaal maar niet te serieus nemen, gewoon getikte Americana die fijn wegluistert.
Het titelnummer heeft zo'n beetje een generatie en nog meer gemarkeerd, en van de andere nummers hebben we nooit meer wat teruggehoord. Er zitten nog wel wat aardige dingen tussen, maar niet alles is even interessant, en in alle eerlijkheid weet ik niet of ik deze plaat vaak zou opzetten als ik hem in mijn collectie had. De slijmerige ode aan Yoko Ono had al helemaal niet gehoeven. Volgens mij was Lennon gek op haar, en verder vond niemand haar sympathiek.
De jaren zeventig waren toch echt de hoogtijdagen van dit soort softpop. Een warm geluid, Omo-dozen in het drumstel, een blik violen en je eerste echtscheiding van je af zingen. En de Eagles tonen zich er meester in. In het toch redelijk vaak gedraaide Hotel California hoorde ik desondanks weer nieuwe dingen. Meer albums van dit kwaliteitsniveau in de lijst graag.
Weer zo'n jarentachtig new wave-bandje. Het is allemaal wel aardig, vooruit, omdat ik weet hoe slecht het kan zijn, ben ik mild tegen deze gasten.
Aan het einde van zijn carrière was de stem van Solomon Burke een aantal octaven gezakt, en zat hij in zijn rolstoel moddervet te wezen, maar maakte hij wel mooi een album met De Dijk, met hun opvallend goed naar het Engels vertaalde nederhits. De man overleed, net geland op Schiphol, nog in het vliegtuig, terwijl hij die avond een concert met Huub en zijn mannen zou geven. Maar goed, hier is Solomon nog jong en een stuk dunner. Het is allemaal wel leuke muziek, maar echte uitschieters zitten er ook weer niet tussen. We hebben betere soul gehad in deze lijst.
Niemand houdt van boze mensen. Geen idee waar die Skin zich druk om maakt, maar het verongelijkte geschreeuw zorgt er in ieder geval voor dat ik voortijdig afhaak. Muzikaal is het wel aardig, maar ik had hier snel mijn buik van vol.
Drinkspel: neem een slok elke keer als de Beatles 'yeah' zingen. Dit is echt nog de begintijd van de heren: niemendallerige teksten, een boel Motown-covers, supersimpele bezetting. Voor ons is het nauwelijks meer voor te stellen dat dit zoveel impact had. Als de Fab Four begin 1964 met een vliegtuig waren gecrasht, hadden ze nooit de status gehad die ze nu hebben, want het beste moest echt nog komen. Dat ze qua onderwerp het wat verder gingen zoeken dat 'schatje, mag ik je hand vasthouden' en ook muzikaal de breedte in gingen. Maar het puur beoordelend als 'wat zou ik van deze plaat vinden als het niet de Beatles waren' kan ik niet ontkennen dat het allemaal in z'n genre goed gemaakt is en best wegluistert. Net als, ik roep maar wat, Roy Orbison, Buddy Holly of Chuck Berry. 4 sterren dus. (En nu genieten van Eric z'n bevindingen...)
Dit is de shit! Moddervette blues met planken van heel erg dik hout. Het staat als een huis en het speelplezier straalt ervan af. Meer van dit en minder deprimerende Britse garagebandjes graag.
Bij de eerste seconden van dit album zonk de moed me al in de schoenen. Maar op de een of andere manier, misschien omdat we al veel te veel morsige kelderpunk uit omstreeks 1980 gehoord hebben, kon ik het wel uitluisteren. De muziek is in ieder geval strak en er wordt weinig tijd besteed aan vruchteloze pogingen om het mooier te maken dan het is. Pas in het laatste nummer slaat het vertrouwde jengelspook weer toe. Daarom, en omdat het toch al niet mijn muzieksmaak was, toch geen hoge ogen voor deze heren.
Sorry mensen, maar de jaren tachtig? Doet u mij Toto, U2, The Police, Bowie, Jackson, of Springsteen maar, of desnoods Europe of A-ha, of zelfs Rick Astley en Glen Medeiros. Maar wat moet ik in vredesnaam met het zoveelste jarentachtig jengelbandje waarvoor het woord 'overbodig' lijkt te zijn uitgevonden?
Ergens in de Wieringermeer staat een enorm datacentrum van Google. De servers draaien op volle toeren, slurpen energie en kraken van de enorme hoeveelheid data. Waarom? Omdat Youtube vol moet staan met gegenereerde video's met titels als '6 hours relaxing piano music for study', of '6 hours of beautiful ambient celtic harp music' en '6 hours of chill romantic jazz and bossanova for focus and memory'. De samenleving gaat ten onder aan het gewicht van overbodige muzak. Onze laatste dag op aarde zal in ieder geval opgevrolijkt worden door zes uur 'Relaxing smooth jazz for meditation and stress relief'. De aanstichter van al dit kwaad? Brian Eno, die in 1978 al deze LP volpingelde met zijn slaapverwekkende pianoakkoordjes en daarmee kennelijk trendsetter was. Heel goed om bij in slaap te vallen waarschijnlijk, maar daar hadden we 'Slaap kindje slaap' toch al voor?
Beetje lastig het genre te omschrijven, een soort blije Britse hiphop. Interessant ook om even op wiki te checken hoe deze figuren eruit zien (een soort Mangamannetjes). Naja, vrolijke deuntjes en er staat zowaar een hitje op, het kon slechter.
Begint stevig, pruttelt daarna voort als een stationair draaiende motor. Maar nog nooit een motor zou lekker stationair horen draaien. Niet hun beste album, maar nog altijd heel best.
Ik ben Elvis Costello meestal wel gunstig gezind, maar dit is een saai album. Het kabbelt, het klotst en raakt kant noch wal (oh wat ben ik lekker op dreef).
Rare plaat. Dion (van voorheen Dion & the Belmonts) was een jaren vijftig-tieneridool, en dat hoor je in de eerste paar nummers terug, waarna het ineens jaren zeventig singersongwriterig wordt, er zit een gospeltje tussendoor, en daarna zijn we weer terug in de jaren vijftig. En dat alles onder de bekende bak violen van Phil 'wall of sound' Spector. Dus ja, wat moet je ermee? De jaren-zeventignummers (New York City song) zijn het aardigst, maar die redden het album niet.
Ik vraag me altijd een beetje af of ik nou dingen in een hokje moet stoppen of niet. Is dit Britpop, singersongwriterrock? Geen flauw idee. Fijne zondagochtendmuziek wellicht. Zijn grote hit 'You do something to me' moest hij hier nog schrijven, en zo'n mooie ballad is het enige wat nog ontbreekt op dit album.
Vijf kwartier dampende blues, het kon slechter. Wat deze muziek tijdloos maakt, is een moeilijke vraag. Kennelijk het ruw randje, het spontane, en natuurlijk het superieure spel van de heren.
Een groot gedeelte van het retro-aspect van deze muziek wordt volgens mij bepaald door de productie en de opname-apparatuur. Maar dat is dan ook erg goed gedaan. Resultaat is een strakke maar relaxte soulplaat van de zangeres met de kenmerkende nasale stem en het korte leven. Had nog veel moois kunnen doen.
Er zit 'hardcore' in de titel, dus Eric zal dit wel goed vinden? Hoe dan ook, ik vind er niet veel aan. In de jaren negentig-Britpop-strijd tussen Pulp en Oasis zit ik in het Oasis-kamp, vrees ik. Die zanger van Pulp zingt niet, dit is toonloos mummelen. Die stem klinkt zo ongeïnteresseerd, waarom zou het mij dan moeten boeien? Verder is het album zo nineties dat het een 'Zet je cd-speler uit!'-track heeft. Ben je doof of zo?
Cees zal dit album wel een 5 geven? Op mij is dit soort muziek nooit blijven plakken. Het is wel aardig hoor, de heren rocken lekker een potje voor de vuist weg, maar niets heeft echt attentiewaarde. Sorry mensen.
Van mij hoeft het niet, dit soort jazz in de lijst. Dit is toch vooral een boel getoeter. In z'n soort wellicht aardig gedaan, maar op een gegeven moment ben ik het wel zat. Ik heb vast wel eens beter gehoord dan dit.
Alles wat je maar van een jaren-tachtigalbum mag verwachten: elektrische drums, een overdosis keyboard, geëxalteerde zang en een oorwurmhit. We hebben er weer kennis van genomen.
Ik word nooit zo warm van deze muziek. Het is vast allemaal goed gedaan hoor, maar m'n oren worden op een gegeven moment moe van de muur van geluid die ze op je afgooien. Alles de hele tijd maar die beukende gitaren 'on steroids' (het blijft leuk je te bedenken dat het allemaal niks zou voorstellen als je even de versterker uit zou zetten). Niet voor niets werd Black hole sun de hit van dit album denk ik dan, omdat het een zeldzaam moment van (enige) verstilling biedt.
Laatst al wat Engelse glamrock, hier wat Amerikaanse shockrock. Gekke pakjes, make-up en een beetje interessant doen met de electrische gitaar. Inmiddels ruim pensioengerechtigd tourt de man nog steeds, met schmink en al. Ik geef Alice graag het voordeel van de twijfel, in 'Unfinished sweet' horen we het James Bond-muziekje en hij is dan ook groot fan - in de docu James Bond's greatest hits (2006) blijkt hij alle nummers uit de films goed te kennen. In 1974 bood hij dan ook een eigen lied aan als titelmuziek voor The man with the golden gun, dat (heel gek) door de producenten werd afgewezen. Maar terug naar deze plaat, wat moeten we hier vijftig jaar na dato nog mee? Alice Cooper wil vooral heel graag rockster zijn, maar hij mist het talent van de groten. Jammer maar helaas, dit album zal de eeuwigheid niet trotseren vrees ik.
Zo kan ik ook muziek maken: de hele tijd het zelfde roffeltje herhalen en daar wat doorheen zingzeggen of kreunen. Op de achtergrond wat pingelen op je synthesizer en de plaat is weer klaar. Eerst denk je, het past wel aardig in het rijtje jaren zeventig-space age-platen, maar op een gegeven moment ben je het zat.
Wie zijn dit, de stoute zusjes van A-ha? De jaren tachtig brengen wederom een jaren tachtig-plaat voort. Ik ga de vertrouwde elementen niet eens meer opnoemen. Laten we zeggen dat ik ineens fluorkleuren zag langsvliegen, witte sportschoenen, reclames voor Sporthuis Centrum en aerobicsvideo's met zweetbandjes.
Deze plaat heb ik ooit grijsgedraaid (en m'n zus helemaal). Prettige jaren tachtig singersongwriterprotestzangermuziek. Uit de tijd dat sociale kritiek ook nog eens mooi mocht klinken (een stuk beter dan de schraapstem van Bob Dylan dacht ik zo). 'Fast car' is het hoopgevende middelpunt van de plaat. Je gaat als vanzelf naar de teksten luisteren, wat in het Engels wel een prestatie is. Tevens het bewijs dat je ongeacht je eigen huidskleur uiteraard gewoon kunt meevoelen met de lotgevallen van iemand ver weg met misschien een ander uiterlijk, geslacht en sociale achtergrond dan jij. Een les voor al die vervelende hokjesdenkers van tegenwoordig.
Dit kan ik heel goed hebben. De Stem van de man met de Oude Blauwe Ogen, mooie rustige nummers, stemmig orkest, pure melancholie. En daardoor tijdloos. Een van de groten van de 20e eeuw.
Kennelijk hard nodig na de problematiek rond politiegeweld in Amerika jegens mensen met een donkere huidskleur, en dus een protestplaat met oppeppende woorden tussendoor. Muzikaal vond ik het wat dunnetjes, en het is voor een album fijner als de boodschap in de nummers zelf is verpakt dan dat je ermee om de oren wordt geslagen.
Uiteraard kende ik dit gezelschap enkel van de hit. Tja, het is even wennen aan die mallotige stem, maar het lukt ze om boven de gimmick uit te stijgen en zowaar best lekkere muziek neer te zetten. Gillende gitaren, maar lichtvoetiger dan het stampende Soundgarden.
Ik heb nou eenmaal iets Paul McCartney en daor schaom ik mijn eigen niks veur. De volledige eerste plaatkant van dit album kende ik dus al van diverse compilaties. Kant B steekt daar wat bleekjes bij af, temeer omdat ze nog wat ideetjes van kant A in de herhaling gooien. Maar dat mag de pret nauwelijks drukken bij zulke klassiekers, waarbij Sir Paul hoorbaar plezier heeft in het maken van allerlei origineel en lichtelijk maf songmateriaal.
Kijk, zo doe je dat, als singer-songwriter, gewoon een dijk van een plaat opnemen. Balads, hier en daar een beetje rocken, verstild deuntje ertussendoor, een wat langer nummmer waarin je allerlei zijpaden bewandelt. Van a tot z luistergenot. Het stoort niet eens dat Sky Radio verwoede en aanhoudende pogingen heeft gedaan een paar nummers helemaal kapot te draaien, ook deze tracks zijn nog altijd fris. (Hoewel je je wel afvraagt, wat moet je als vrouw eigenlijk doen voordat Billy Joel je NIET meer als vrouw beschouwt?) Het titelnummer bevat een mooie existentiële bespiegeling. Hoe goed ken jij je partner eigenlijk?
Na zo'n vet openingsnummer kan de rest alleen nog maar tegenvallen... en dat doet het ook een beetje. De andere nummers zijn bij lange na niet zo onderscheidend, en wapperen qua genre ook een beetje alle kanten op. Wat Doors-achtige dingen, maar ook een soort songbook-niemendalletje, allemaal zonder veel attentiewaarde.
Wat is dit, Neil Diamond met een hersenbeschadiging? Toen ik het eerste nummer opzette moest ik controleren: heb ik per ongeluk nog een ander scherm open staan dat muziek maakt? Zo ontzettend passen de diverse instrumenten niet bij elkaar en ook niet bij de stem. Vaak is het domweg vals. Dat laatste nummer is een staaltje pathetiek zoals je ze niet vaak hoort. Is dit een parodie? Outsiderkunst? Of oprechte incompetentie? En wil ik dat wel weten?
Het begint soms wat U2-achtig, en af en toe schieten ze uit de bocht met gitaargekrijs. Vliegt voorbij, maakt geen indruk, gaat 'Nergens' heen. Gelukkig is het originele album maar acht tracks. En door naar de volgende.
Ik heb blaren op m'n vingers!! Misschien wel meer dan ooit zijn de Beatles op dit album het muzikale equivalent van Monty Python (dat het volgende jaar van start ging). Veel experimenten, veel muzikale lolbroekerij. 'Back in the USSR' is een parodie op de Beach Boys, Paul mag zich uitleven met cowboyliedjes en vooroorlogs klinkende deuntjes. Andere nummers zijn gewoon gekte, en ja, het klinkt alsof hadden ze toen heel misschien mogelijk gebruik gemaakt van bepaalde middelen. Ik zou er persoonlijk geen diepere betekenis achter zoeken... Meer rechtoe-rechtaan-nummers zijn er ook, zoals de klassiekers 'While my guitar gently weeps' en 'Blackbird'. Veel maffe instrumenten en af en toe een ruw randje ('Helter skelter'), en 'Revolution 9' is een soort conceptkunst die bijvoorbeeld Pink Floyd de weg zou wijzen naar wat er zoal mogelijk was. Een (wit) album dat veel biedt, veel doet en gemaakt is door een stel eigenwijze mafkezen op het toppen van hun kunnen.
We zijn weer terug bij de oom met houthakkershemd en lang haar, met de LP-kast in zijn schuurtje. De langharige ooms die in hun jeugd bleven hangen, sjekkies draaiend lokale poppodiumpjes oprichtten, en voor de gemeentelijke subsidie in de jaren tachtig en negentig in allerlei popstichtingen en popoverleggen plaats gingen nemen. Waarna ze vervolgens in hun spijkerjekkies weer mopperden dat de jeugd zich meer moest komen inzetten bij het draaien van bardiensten en dat de jeugd naar de verkeerde want commerciële muziek luisterde. En dat ze te weinig subsidiecentjes kregen, dat het dak van het buurtcentrum lekte en dat de omwonenden te veel klaagden over de herrie. Waarna het verzuurde oude mannetjes werden. De muziek van Deep Purple bleef. Het fijnste van dit soort muziek is de onbezonnen energie die eraf knalt. Blèren, gitaar spelen, drummen alsof je leven ervan afhangt. En dan ook nog een keer Child in time ertussen, in de lange versie. En dan nu hopelijk weer wat rust voor de oren.
Jongens, wat een hippieplaat. Iedereen is 'my friend', slaggitaar en fluit, samenzang. Af en toe een pietsie steviger nummertje tussendoor. Een paar jaar later trokken ze allemaal een pak met stropdas aan en gingen ze geld verdienen, maar hier zaten ze nog rondom het kampvuur. Of een echtscheidings-LP maken. Al met al best een lekker lome plaat voor een zonnige donderdagochtend.
Een lekker potje country, met jankende gitaren en zo te horen de geijkte plattelandsonderwerpen. Perfect voor de langere autorit, arm uit het raam, de maat meetikken op het stuur en jezelf even een cowboy wanen.
Prettig wegluisterende Americana (of is het singersongwritermuziek? Canadiana?), met de vertrouwde elementen van gitaar, mondharmonica, raspstem en diepzinnige teksten waar ik vergeet naar te luisteren. Ik kon hem probleemloos een paar keer draaien, zonder verder een idee te krijgen van de eigenlijke betekenis.
Ik ben wel een beetje klaar met dit soort jengelmuziek. Elke keer kruipt er weer zo'n stelletje kneuzen van onder een tegel vandaan. 'Ik ken een meisje, ik zie haar elke dag'. Diepzinnig.
Beetje standaard-sixties-spul, die psychedelische hoes alleen al. Klinkt als een van de vele trendvolgers van die tijd. Het is allemaal wel aardig, maar je bent het ook snel weer vergeten. Bloemen in je haar, peace & love, en weer door naar de volgende plaat.
Grappige navelstaarmuziek, geen idee hoe dit genre heet maar het luistert lekker weg. Veel herhaling, veel echo, relaxte sfeer.
Wat het precies is, een soort singersongwriter-zingzeg-blues? Geen idee. 'Van the man' hoeft alleen zijn smoel maar open te trekken en het klinkt al goed. Enige nadeel is dat het af en toe behoorlijk in de herhaling valt. Het kan niet altijd 5 sterren zijn.
Uit de 1001 albums die je gehoord moet hebben om te weten hoe de Amerikaanse muziek had geklonken als Elvis niet zijn kont tegen de krib had gegooid en er verder niet geluisterd was naar de inbreng van de zwarte muzikanten. Mierzoete, schoongeschrobde cowboydeuntjes met klagerige uithalen voor bij een keurig kampvuur in onberispelijke cowboykledij. Had er voor mij niet in gehoeven.
Lastig. Bij vlagen erg sfeervol en er wordt een verrekt goed potje gitaar gespeeld. Maar van oudsher moest ik erg wennen aan het schraperige, quasi-ongeïnteresseerde stemgeluid van Mark Knopfler. En wat Eric met de Beatles heeft, had ik altijd met de Sultans of swing. Anno nu kan ik dit album goed hebben, en bij Sultans of swing valt vooral de merkwaardige kloof op tussen de muziek en het onderwerp: man loopt café binnen waar een oude-stijl jazzorkest speelt dat bestaat uit bejaarden. Hoeveel Nederlanders die erop stemmen voor de Top 2000 zouden beseffen dat het daarover gaat? Wel een aardige opmaat naar het jazzfestival van vanavond natuurlijk.
Britpop! Uit de tijd dat het nog cool was om uit Engeland te komen, yeah baby! De versterker op standje overdrive, lijzige stemmen en, in het geval van Oasis, veel tamboerijn en lekkere catchy oorwurmen die je de hele dag niet meer je kop uit krijgt. Dit album is een persoonlijke favoriet. De hit Wonderwall is bij lange na niet het interessantste nummer van de plaat. Er zijn ook nog She's electric, Champagne supernova en vooral Don't look back in anger, ook nog gebruikt in de eindscène van de iconische tv-serie Our friends in the north (kijktip). Sindsdien zie ik bij dit nummer altijd die brug in Newcastle voor me. Een klassiek album kortom.
Mark Knofler, wie was dat ook weer? Gitaarhelden, maak plaats voor 's Neerlands trots, Eddie van Halen met zijn broer Alex op de drums. Heerlijk deze stevig aangezette virtuositeit, zonder de donkere zoniet satanische ondertoon die vaak aan dit soort muziek moet hangen. Niks dood en verderf, leve het leven en gaan met die banaan. 33 minuten vlammen.
Uit de categorie 'artiesten die je nou eenmaal goed moet vinden want iedereen vindt het goed'. Bij vlagen heeft Nina Simone wel iconische nummers gemaakt, maar vooral wanneer de gekte echt op z'n plaats was (Sinnerman, nog gebruikt in een verbluffende kunstroofscène in The Thomas Crown affair). Verder kan ik niet altijd wat met dat unieke maar mallotige stemgeluid. Desondanks vind ik deze plaat nog best sfeervol. Mooie arrangementen, ingetogen uitvoering. Dus vooruit.
Een beetje vanne dit, een beetje vanne dat, een beetje zus en een beetje zo. Wat Americana, wat country, wat singersongwriter-invloeden... en het is allemaal net niks. Het wil Elton John en Bruce Springsteen zijn, maar het is slappe hap, muzak voor in de kledingwinkel.
De wereld zou er toch een stuk minder leuk uitzien zonder Stevie Wonder. Die aanstekelijke combi van funk en blijheid pik je er altijd en overal meteen tussenuit, en dat is op deze plaat niet anders. Niet alle nummers beklijven evenveel, maar de hits swingen de pan uit. Eigenlijk zou je van alle platen in deze top-1001 toch minstens dit niveau verwachten.
Al een stuk beter dat die eerdere Lou Reed-plaat. Muzikaal zakt het nergens in, en 'Perfect day' werd een evergreen. De onderwerpkeuze is niet helemaal de mijne, al kan ik 'Walk on the wild side' sinds de cover door Herman Havermout ('Hallo ik heeft een nieuwe aftersjeeft') niet meer al te serieus nemen.
Het vorige album van deze gasten vond ik kennelijk nog wel aardig, maar hier is niet doorheen te komen. Alleen maar non-stop geouwehoer. De stukjes dat ze even hun smoel houden zijn een verademing, maar die zijn veel te kort. Halverwege afgezet, en zelfs dáár zat ik met smart naar uit te kijken.
Euhm ja, dit hadden we toch al gehoord? Wel aardige muziek hoor, maar had ik deze echt *moeten* beluisteren of was het album 'Deep Purple In Rock' niet al genoeg geweest? Okee, live klinkt het anders en af en toe rockt het de sterren van de hemel, maar net zo vaak zakt het in. En alles waar een drumsolo van vijf minuten in zit krijgt sowieso een punt aftrek.
Ja het is Bruce Springsteen, ja het is een held, maar ik vind de sound (om dat woord nog maar eens te gebruiken) van dit album nogal rommelig. Wat doen al die blazers en dat glockenspiel daar? Ik mis het van-dik-hout-zaagt-men-planken-geluid van de Boss. Daar moesten we nog een paar albums op wachten. Nou vooruit, hij revancheert zich een beetje met het laatste nummer op de plaat.
Ja, ik vind dus leuke muziek. Geinig dat dit eerste post-Beatles-album meteen al klinkt als een solo-Paul McCartney-plaat. De kenmerkende samenzang is weg en in plaats daarvan horen we Paul lekker aanklooien in zijn huisstudio, en af en toe komt Linda hem een kopje thee brengen. Ik ga (denk ik) niet alle McCartney-platen vijf sterren geven, maar ook deze keer kan ik het niet laten.
Het n-woord? Nee, het f-woord. Is het een generatieding? Ik schrik op elke keer als er schuttingtaal wordt gebruikt. En dat is hier euhm, heel vaak. Verder weer een plaat vol geouwehoer, en wederom haak ik na vijf nummers doodvermoeid af. Ik hoor wel dat men voor dit genre wat originele muzikale wegen inslaat (pianogetingel?!), maar dat helpt allemaal niet.
Vier opgeschoten Engelse knullen die vooral covers brengen van Amerikaanse voorbeelden? Dat kan toch nooit wat worden. Maar het voorgaande jaar bewezen de makers van het album 'Please please me' dat zoiets verkocht als warme broodjes. Dus wilde de platenmaatschappij het wel proberen met Mick Jagger en de zijnen. En de rauwe energie spat eraf, ook al zijn het voornamelijk covers, met Amerikaans klinkende dictie en al. Kun je rustig meerdere keren luisteren, het is niet zo zwijmelig als de collegas van EMI-Parlophone ('Mag ik je hand vasthouden?'). En hierna zou al snel blijken dat ze heren ook zelf nummers konden schrijven.
Whoehoe!! En we zijn weer in jaren-90-Engeland, bij een bandje dat naar Beatles-status solliciteert. Lijzige stem, krakende gitaren. Best leuk (had ik al Whoehoe!! gezegd?), al lijkt het naar het einde toe of we zijn beland op het Festival voor de Lelijke Muziek (25 en 26 juli in de hele binnenstad van Enkhuizen, komt allen). Ach, ik ben in een gulle bui vandaag.
Jullie hadden vast een weddenschap staan: die Leo R. vindt dit vast niks. Maar neuh, ik heb deze nu al een paar keer geluisterd. Okee, niet met het volume op 10. Toch vind ik het eigenlijk best goed. Zou het de positieve invloed zijn van het luisteren van deze top-1001? Dit soort muziek is het lekkerst als er levenslust uit spreekt.
En weer vier opgeschoten Britse knullen met een debuutalbum, deels gevuld met covers van de Amerikaanse zwarte voorbeelden. Het heeft nog minder pretentie dan Beatles of Stones, het gaat zo te horen meer om de lol en het bij tijd en wijle slopen van een gitaar of een hotelkamer. De muziek lijkt hier haast wel bijzaak, al zouden ze niet veel later de eerste 'rock-opera' op de planken brengen. Het titelnummer is sterk, de rest trekt niet echt de aandacht.
Veel muziek is associatie: waar ken je het van, waar lijkt het op, welke geschiedenis heb je ermee? Dit album kende ik omdat er een stuk uit het eerste deel in een Italiaanse film zat (Caro diario). Man rijdt op een scooter minuten lang door een desolaat landschap in een zweterige buitenwijk van Rome met kotjes, vuilnis, fabrieken, braakliggend terrein, om uiteindelijk uit te komen bij het vervallen monumentje voor de vermoorde filmmaker Pasolini ( https://www.youtube.com/watch?v=CaZfXfW6qxA ). Pas jaren later kwam ik erachter dat die muziek geen werkstuk was van de filmcomponist, maar dat het van deze plaat kwam. En o ja, verder had mijn Parijse vriendinnetje deze in de kast staan. Over herinneringen gesproken. Als je er geen voorgeschiedenis bij hebt, is dit album misschien enkel een hoop getingel. Maar jemig, wat een virtuoos, alle kanten op vliegend pianospel, kennelijk grotendeels geïmproviseerd. De zaal zit vol, de pianist neemt plaats, en laat het ter plekke op zich af komen wat er eigenlijk uit zijn handen komt. Die avond in Keulen in 1975 was het dit. Een warm bad van muzikale vrijheid. Waarbij de ironie is, dat er later bladmuziek van is gemaakt, zodat het nu ook door anderen uitgevoerd kan worden (Ralph van Raat speelt Keith Jarrett, 15 oktober 2023 live in Paradiso). Voor mij een muzikaal monument, al snap ik dat je hem niet even in de auto afspeelt. Maar voor alle goede muziek is er een juist moment.
Kennelijk is dit een klassiek album, en David Bowie is sowieso door Jan en alleman heilig verklaard. Er zijn zelfs kinderboekjes in omloop waarin de jonge lezertjes rockbiografietjes voorgeschoteld krijgen over hoe fantastisch al die rockidolen zichzelf zijn. Maar deze plaat, tja, je kunt hem rustig meerdere keren luisteren, maar er behalve Starman staan er geen uitschieters op. Van Bowie verwacht je meer.
Leo-muziek, noemden we dit bij ons thuis, naar de gelijknamige buurman die dit soort grafherrie altijd uit zijn slaapkamertje liet schallen. Wat maar weer bewijst dat fans van dit soort muziek vaak hele rustige lieden zijn die geen vlieg kwaad doen. Er zou een interessante dissertatie geschreven kunnen worden waarom dit soort bands zich zo graag wentelen in religieuze thema's, gepaard met een obsessie voor dood en verderf; en waarom hun fans dat dan luisteren. En dat is ook vast wel eens gedaan. Tja, als ik dan toch moet luisteren naar gillende gitaren uit de jaren tachtig, doet u mij dan toch liever Van Halen maar.
Ja natuurlijk, dit is lekkere funk en dat gaat nooit vervelen. Een echte uitschieter zit er daarentegen niet tussen, of het moet het laatste nummer zijn, dat met zijn gitaarsolo wat meer de kant van de bluesy rock uitgaat.
Deze heb ik nog ergens op cd liggen. Wel een tijdje geleden dat ik hem beluisterd had, dus was het een aangenaam wederhoren. Kwaliteitsdeunen van de Ierse beroepsdeugers met een belastingonderduikadres aan de Herengracht. Ik begon ze al te missen in deze lijst.
Zo'n album dat je meerdere keren luistert omdat het eigenlijk geen enkele indruk achterlaat. Het kabbelt het ene oor in en het andere weer uit. Het valt dus ook niet op in negatieve zin, maar je kunt er verder ook niks mee. Prima voor iets wat je op de rommelmarkt vindt, maar niet voor een lijst met de zogenaamd beste 1001 albums.
Tja, hoe zullen we dit noemen? Country-smartlappen? Edelkitsch? We hebben wel vaker countryplaten gehad, maar het ontstijgt meestal niet het cliché 'leuk voor de lange autorit'. Toch kun je best respect hebben voor hoe dit in zijn genre robuust in elkaar is gestoken, door Dolly zelf. Aan haar prettige stemgeluid ligt het ook niet, misschien had ik gewoon meer verwacht van de ongekroonde koningin van de country.
Folkmuziek, altijd leuk. Opvallend hoe modern het stiekem allemaal is. Ondanks alle teksten over koningen en prinsesessen uyt den ouden doosch zijn electrische gitaar en drumstel immers nadrukkelijk aanwezig. De muziek van Fairport is altijd wat bedachtzaam, het zijn wat minder inhakers à la de Dubliners. Vandaar dat ook dit album de neiging heeft om te kabbelen. De warme stem van Sandy Denny stuwt het cijfer nog een puntje naar boven.
David Bowie gekruist met U2, maar dan met een chromosoompje minder. Jaren-tachtiggejengel waar ik mijn kostbare tijd verder niet aan zal verspillen.
Het EP'tje dat deze band hierna uitbracht heette 'Headache' en dat vat mijn gevoelens over dit album goed samen.
De pop evolueerde van de wilde haren en het raggen op gitaren uit de jaren zestig allerlei kanten op, ook naar dit soort gelikte jarenzeventig-progrock. Hoge stemmetjes en zwiepende violen, een mopje cowbell op z'n tijd. Het klinkt best lekker, maar na meerdere keren luisteren kan ik nog steeds de vinger er niet op leggen: waarom is dit eigenlijk gemaakt? Maar goed, geen lastige vragen stellen, dan luistert deze strak gespeelde plaat prima weg.
Het neefje van de Propellerheads zo te horen. Maffe filmcitaten, hier en daar wat spionnenklanken, orgeltje ertussen. Het is wat minder uptempo, maar verder een leuke trip.
Zo'n album dat je opzet, vervolgens ga je wat anders doen en je merkt nauwelijks dat het draait. Het irriteert niet, maar maakt ook niet veel los. Dat is voor top 1001-album wel erg mager, maar helaas staan er meer van dit soort in de lijst. Meerdere keren draaien helpt ook al niet. Dus tja.
Grunge had impact en pathos, en zowaar een aura dat het wat te melden had. Helaas is dat aan deze gasten voorbij gegaan. In plaats daarvan zijn ze in de punk-jaren-tachtig blijven hangen. Hoog tempo, valse gitaren, zwabberend geluid. 53 minuten afzien in de hoop dat de volgende plaat beter is.
Een lollig potje hiphop, daar is niks mis mee hoor. Sampletje hier, beatje daar en gaan. Zonder moeite meermalen luisterbaar.
Bij het lezen van de naam 'Eminem' zakte de moed me al in de schoenen. Moet ik dit een uur aanhoren? Zoals ik eerder al zei, niemand houdt van boze mensen. En het gebruik van krachttermen is meestal een middel om gebrek aan inspiratie en talent te maskeren. En toch, er is een zekere afwisseling, en je krijgt zowaar het idee dat het ergens over gaat. Het moeizame leven van de 'trailer park'-onderklasse of zoiets. Daar wreekt zich toch dat ik dit soort platen niet opzet om er nauwgezet naar te luisteren.
Lekkere krijsblues uit de oude doos, uit de tijd dat een beetje artiest zich loungend op een vintage stoel van de kringloop liet fotograferen. Is zoiets nou overschat omdat de zangeres in kwestie op jonge leeftijd het leven heeft gelaten? Dit is toch eigenlijk prima muziek en er staan meerdere klassiekers op. Dikke blues met een knipoog, dat waarderen we.
Ideale muziek voor een natte en grijze ochtend, de geluidseffecten aan het eind van plaatkant A zijn niet eens nodig vandaag. Vergeleken met de stevige blues van Janis hiervoor een oase van rust, maar het heeft ook minder attentiewaarde. Nick Drake maakte dit soort muziek toch net iets beter.
Een beetje standaard-jazz-toeterplaat, precies wat je je voorstelt bij een concertje in de gemiddelde jazzkelder in pakweg Parijs of een andere wereldstad. In z'n soort prima, maar ik vind dit niet boven het jazz-maaiveld uitsteken.
Blije Americana met een psychedelisch randje. Nog nooit van deze gasten gehoord, ze zullen ongetwijfeld dikke vriendjes met Bob Dylan zijn geweest. Best leuk allemaal.
O jee, een obscuur Engels bandje anno 1979. Dat kan maar één ding betekenen: gejengel. Maar nee! Het is blije reggae en ska, en het is zowaar wél aan te horen. Het kan dus wel. Meerdere keren luisteren, vrolijk van worden.
Meerdere keren geluisterd, maar het beklijft niet. De blije jaren negentig-beatjes passen niet echt bij dat bijzondere stemgeluid. Naja, vooruit, het is nog wel te luisteren.
De standaard-toeter- en pingeljazz. Vast heel goed, maar voor mij niet zo onderscheidend ten opzichte van wat we eerder al aan jazz hebben aangehoord.
Okee, de sound is natuurlijk enorm gejat van Stevie Wonder. Verder schijnt hij arrogant en verwend te zijn. Maar ik hoor liever wat vrolijk jatwerk dan de zoveelste depri schoenenstaarder of Engelse jaren 80-jengelband. Ik vond Jamiroquai eigenlijk altijd fijne muziek maken en dit album is daarop geen uitzondering.
Hierbij hielp de luisterervaring met Braziliaanse muziek opgedaan bij het radioprogramma Het Opkamertje van radio Rijnmond, met aan de microfoon de onvolprezen 'muzikale voddenman' Roland Vonk, bij wie Brazilië een van zijn muzikale gekten is. Dus hij had Elis wel eens genoemd als een van de vele grootheden van de Braziliaanse muziek, muziek die overigens wel wat verder gaat dan de zoveelste bossa nova. Een van de kenmerken ervan zijn de vele onverwachte zijpaden die de songs in kunnen schieten. Verwarrend is wel, dat 'Vento de maio' de titel is van de heruitgave uit 1997 van een album uit 1980 met de simpele titel 'Elis', maar dan in een andere volgorde met drie bonustracks. Discogs moest er aan te pas komen om de kluwen te ontwarren. Hoe dan ook, dit is een verfrissende afwisseling in de lijst, met muziek die we in Nederland bijna nooit horen, maar waar in Zuid-Amerika een land met ruim 200 miljoen inwoners gek van is. Ook ik versta er geen klap van, maar dat mag de pret niet drukken.
Opvallend dat zo'n gelukzalig en voorspoeding decennium als de jaren negentig toch zoveel depri-muziek heeft voortgebracht (okee, er was ook happy hardcore). Ik heb destijds eigenlijk nooit veel naar Radiohead geluisterd, maar dit klassieke album kende ik natuurlijk wel. Het is goed gemaakt, daar niet van. Exit music for a film blijft tijdloos. Kortom, fijn om allemaal nog eens te horen, maar al met al vind ik veel van deze muziek toch te somber en te sloom om het vaker op te gaan zetten.
Het gebruikelijke grofgebekte geouwehoer. De begeleiding is soms nog wel enigzins muzikaal, maar sommige nummers bestaan uit hetzelfde eindeloos herhaalde deuntje met een boel gewauwel eroverheen. Het zal vast een belangrijke politieke boodschap hebben, maar ik haak af door de verpakking. Met hangen en wurgen tot de helft gekomen, daarna afgezet.
Er is vermoedelijk nooit zo onbekommerd gerockt als in de jaren zeventig. Gekke pakjes aan en laat de gitaren maar vlammen. Ook deze heren wisten waar ze het halen moesten. Theatraal maar strak. Goed gedaan weer.
Aanvankelijk gaat het nog over de 'echte' bruine suiker, van het type dat je niet in de supermarkt aantreft. Daarna volgen gelikte achteroverleun-klanken, sommigen zouden het zelfs 'slaapkamermuziek' noemen. Soul voor de jaren negentig. Best leuk in ieder geval.
Ook weer zo'n unieke stem. De aantrekkingskracht van Van the man zit hem in de rauwe stem en de ongekunstelde arrangementen zonder opsmuk. Alles is wat het is, daar hoeft niks omheen. Vooral de eerste nummers zijn sterk, en al met al kabbelt het een stuk minder dan de vorige plaat.
'Ja, ik ben vandaag 25 jaar getrouwd, en daarom wou ik een plaatje aanvragen, speciaal voor mijn vrouw Monique...' Als er één nummer is dat stelselmatig verkeerd begrepen wordt (vooral door Nederlanders, en vooral door babyboomers) is het wel 'Paradise by the dashboard light'. Man begint aan bij voorbaat mislukt huwelijk omdat hij te graag in de auto aan haar wil frunniken. Ik had ook nooit veel aandacht aan de tekst geschonken, tot ik de Nederlandse vertaling hoorde (van Jan Rot natuurlijk, 'Volle maan aan de vrijerslaan'). Toen besefte ik pas dat het een soort cabaretnummer is, een parodie op de rock 'n roll van de jaren 50 en 60, in een wilde potpourri van pastiches op al die oude nummers. Wie verzint zoiets? Ene Jim Steinman kennelijk. Ik hou er niet zo van om me in de achtergronden van een album te verdiepen, de plaat moet voor zichzelf spreken. In ieder geval is het een wonder dat zo'n onwaarschijnlijk en uniek nummer zo'n hit is geworden. De andere nummers op de plaat doen er qua pathos nog een stapje bovenop, en het is dan ook lastig om alles als achtergrond- of werkmuziek te draaien, want het blijft maar aandacht vragen. Bovendien kom ik er bij de andere nummers niet aan toe om naar de tekst te luisteren, dus geen idee of daar ook nog iets geniaals in verborgen zit. Kortom, het album waar het woord 'pathos' voor lijkt uitgevonden. Later zou niemand dit meer durven, behalve Meat Loaf zelf natuurlijk, die ('I would do anything for love') in dezelfde groef zou blijven hangen. Extra ster vanwege Paradise, een krankzinnige compositie die nog wel wat eeuwigheidswaarde zal blijken te hebben.
Kennelijk kan er nooit genoeg getoeter en georgel in de wereld zijn. Best hoor, en Jimmy Smith was deze keer de toetsenist van dienst, vanuit zijn kippenhok. Alleen al van de hoes word je vrolijk.
Live vanaf het Festival voor de Lelijke Muziek in Enkhuizen. En dan is dit toch wel de hoofdact. De kenners zullen dit wel weer fantastisch vinden, maar voor mij is gewoon een hoop gekras, gesteun, gegil en geblèr. Als ze dacht: er willen een boel mensen 'Van me af', dan heeft ze gelijk. Ik heb het halverwege afgezet. Volgende plaat graag.
Ach ja, deze dame luistert wel aardig weg. Beatje eronder, hier en daar een krachtterm, maar we hebben wel erger gehoord.
Vreemd toch, dat als je een bandje begint en wat muziek gaat maken, je al snel gevangene bent van je eigen tijd. Je maakt een beetje wat de anderen ook maken, doet hun manier van zingen na, doet op de zelfde manier interessant. Kortom, hét recept om iets uiterst vergeetbaars te maken.
Raar je te bedenken dat dit ooit (voor sommige mensen) de belichaming was van supercool. Wat gehakketak op een keyboardje zoals je ze nu bij de kringloop vindt, een beetje interessant doen met wat danspasjes, af en toe 'sex' roepen, een beetje gillen en vervolgens jezelf door de platenmaatschappij op laten blazen tot mega-artiest. Als je het nu terughoort is het een soort jaren-tachtig-liftmuzak, een achtergrondmuziekje bij Beverly Hills Cop of zoiets. En dan vond ik Harold Faltermeyer toch beter.
Je zet de plaat op en je hoort inderdaad David Bowie, met inderdaad zijn unieke stemgeluid. Maar heel veel extra doet het niet. De man bereikt nergens de toppen van zijn kunnen wat mij betreft.
Altijd irritant als artiesten ineens hun koters voor de microfoons gaan zetten, vooral als het is om zichzelf belangrijk te maken ('I am the son of the soul machine'). Maar verder is dit best leuke relaxte muziek.
Een beetje wat je verwacht wanneer je aan een Braziliaans palmenstrand na zonsondergang je caipirinha gaat drinken in een wat sjiekere tent. Niks mis mee, maar iets meer attentiewaarde zou leuk zijn.
Lekker een boel nasaal en schor gegil op een bedje van dampende blues. Bijzondere zangeres, het lijkt Janis Joplin wel. Ze zou solo eens wat platen moeten maken, en nog wat meer alcohol en drugs moeten gebruiken. Of misschien toch beter maar van niet. Zonder gekheid, sommige mensen zullen wel kriegel worden van die stem, maar ik vind het wel geinig als mensen zonder terughouden er vol tegenaan gaan. En extra ster (als die nog nodig was) voor de hilarische hoes.
'Dit was Brandpunt, goedenavond.' Dit zijn jullie vast allang vergeten, maar Splanky van Count Basie was jarenlang het eindmuziekje van de nieuwsrubriek van de KRO. Geen idee waarom ik dat nog weet, dit soort trivia in de categorie Bonte Dinsdagavondtrein. Maar het was dan ook een lekker deuntje! De rest van dit album van deze man (Mike Boddé: 'Een vriend van mij noemt Count Basie altijd Kees Bounty') heeft hetzelfde feestelijke big band-geluid.
Jullie vinden dit waarschijnlijk leukere muziek dan ik. In z'n soort vast goed gemaakt, maar ik kan niet zoveel met dit soort grunge/metal, waarin de zanger met zware stem bombastisch van zich af staat te schreeuwen hoe onzeker hij wel is, dat hij het allemaal ook niet weet en graag een aai over z'n bol wil.
Dit album laat me volkomen koud. Minpuntje erbij voor het gescheld en we zijn weer op het vertrouwde aantal sterren voor dit soort artiesten.
De jaren zestig: de een begon De Eenzame-Hartenclub van Sergeant Pepper, de ander hield een Bedelaarsbanket, en deze heren stichtten De Vereniging tot Behoud van de Dorpsbrink. Het leuke aan de Kinks is die relaxt-ironische houding die hier tot grote hoogten wordt doorgedreven. Zowaar ga je een beetje naar de teksten luisteren, toch een prestatie voor iets in het Engels. Het schijnt dat er onder alle ironie zowaar echt een laagje gemeende nostalgie zit. Hoe dan ook, ik vond dit album een aangename verrassing. Ik ben voor de aardigheid maar eens royaal met de punten.
Gezellige singersongwritermuziek, twee gitaren, een vrouwenstem en meer is het niet. En het werkt prima.
Cat Stevens was 22 toen dit album uitkwam, kun je nagaan. Ik heb het altijd al een wonderschoon album gevonden, met Wild world, Lisa en al die andere nummers, dromerig, verstild. En dan steekt het prachtige Father and son daar nog weer bovenuit. Dit zijn de echte klassiekers in de lijst.
Hadden we deze niet al gehad? Ik heb het gevoel dat ik deze hoes al eens eerder heb gezien. Maar goed, hup, weer zo'n klassiekert. Vier heren die wel weg weten met hun muzikale talent produceren een mooi potje Americana. En dan ook nog Our house erop, sommigen zullen het wel weer niks vinden, maar zelden werd zo'n huiselijk sfeertje zo warm neergezet. Puntje erbij daarvoor. (Zie ook het Top 2000 a gogo-filmpje, Nash is er eigenlijk nog steeds niet overheen...)
Hm, ja, leuk, maar waar is de hit? De muzikale trip kabbelt door en het klinkt best leuk, maar hun bekende nummer is... 'ontbrekend' zullen we maar zeggen.
Deze vandaag maar opgezet, vorige week woensdagochtend had ik er echt even geen zin in. Tja, bij mij werkt het woeste geschreeuw vooral op de lachspieren. Op een bepaalde manier is het allemaal nog wel muzikaal gedaan, af en toe een vingervlugge gitaarsolo, en dan weer verder stampen. Het zal wel nooit mijn muziek worden.
Weer een gevalletje 'operatie geslaagd, patient overleden'... We hebben al eens eerder zo'n matige experimentele plaat van Lou Reed gehad, en deze is zo mogelijk nog erger. Ik zat nog heel hard aan redenen te denken om deze nog tenminste een 2 te geven, maar ik kon er geen enkele bedenken.
Ja, dit soort muziek kun je keer op keer achter elkaar horen. Vrolijke reggae-ritmes met een rebelse ondertoon. Ik ben altijd een beetje bang voor Bob dat het meeste publiek buiten Jamaica vooral lollige muziek hoort en niet op de kritische teksten. Maar ja, daar ben ik er zelf ook een van. Had hij maar schoenenstaarmuziek moeten maken. Vanwege het vele plezier dat zijne Bobheid ons door de jaren heeft gegeven, 5 sterren.
En nog een album van ome Bob en zijn vrienden. Het is wat ingetogener, verder dezelfde sound als de vorige plaat. Hoe kon het ook anders.
The new tango, van Astor Piazzolla en Gary Burton, 1987 (om misverstanden te voorkomen over welk album deze recensie eigenlijk gaat). Op zich sta ik heel erg open voor dit soort muziek. Argentijnse tango op de bandoneon, een mooi sfeervol potje wereldmuziek zou je denken. Maar Astor is vandaag op de experimentele toer. Weinig melancholie, zelfs weinig oprechte vrolijkheid, vooral veel rammen en veel noten op de plaat proppen. En dan werkt het op de zenuwen. Anders dan ik verwacht had een laag cijfer voor dit album.
Best geinige muziek dit hoor. In mijn oren is het een doorontwikkeling van allerlei jazzy instrumentale (film)muziek uit met name de jaren zestig. Die track 'In dust we trust' hoor ik een riff van filmmuzikale eindbaas John Barry (Vendetta, helemaal leuk in de uitvoering van de Belgische gitaarmafketel Pierre Vervloesem). Maar goed, dat is mijn associatie. Wel valt het album in herhaling. Soms hoor je minuten lang hetzelfde. Hier had af en toe wel even de schaar in gekund.
Geinige relaxte wijvenmuziek uit de jaren negentig. Toen nauwelijks op gelet, maar best leuk om een keertje te draaien. Ik besef dat ik dit nu hetzelfde aantal sterren geef als de Chemische Broeders, maar dan hadden die maar wat minder in herhaling moeten vallen.
IJle eightiesklanken echoën af en aan. Eén oor in, ander oor uit. Allemaal amper overtuigend, eerder eentonig, en ik overwoog of ik er één erkenningsster of eventueel één extra erbij uitreikte. Uiteindelijk één extra, en alweer een album afgehandeld.
Grappig, de heren meten zich een satanisch imago aan en gaan het vervolgens toch vooral hebben over relatieproblemen met hun vriendin. Deep purle-achtige klanken, vet Engels accent, ik vond het eigenlijk best geinig om te luisteren.
Dit album laat me volkomen koud. Minpuntje erbij voor het gescheld en we zijn weer op het vertrouwde aantal sterren voor dit soort artiesten.
OK Computer klonk vertrouwd en had een zekere afwisseling, hier hoor ik echter niet veel spannends aan. Beetje jammeren met een gitaar erbij. Het heeft een zekere sfeer, dus vooruit.
Lekker relaxt funky geklooi op zo'n jaren zeventig-synthesisertje, daar mag je me altijd voor wakker maken.
Grappige creatieve singersongwritermuziek, geen idee waar het over gaat, maar vrolijk stemmend.
Tja, wat moet een mens hier nou weer mee? Een brij ruwe klanken, van ver weg over een oude telefoon ingezongen teksten, ik lees dat dit 'industrial rock' is, en inderdaad heeft het dat gruizige van een verlaten fabriekshal. Maar er is een reden dat de fabriek verlaten is, vrees ik.
Een jjjjaaarennnn tachtiiiig-plaaaaattt.... Het is een bepaalde klank die je meteen herkent. Dominante rol voor het keyboard, laag tempo, synthetische percussie, als het even kan een lage, lijzige stem. In Nederland hadden we onder andere Frank Boeijen en Het goede doel die zich in deze regionen ophielden. En ook al vonden wij dit vroeger niks, achteraf klinkt het nog best leuk. We hebben in deze lijst inmiddels zoveel bij elkaar geklungelde bagger uit dit decennium gehoord, dat je het gaat waarderen als mensen wél iets konden neerzetten, ook al is het dan onbedoeld vooral héél typisch voor de tijd dat het gemaakt is.
Ik denk: leuk, weer zo'n jaren zestig-bluesrockbandje, maar al snel ontaardt het in kunstzinnig-psychedelisch gesnor. Had voor mij niet gehoeven. De boodschap komt niet bepaald met de snelheid van kwikzilver aan.
Jemig wat een blijheid. Voor een keertje luisteren wel aanstekelijk, maar ook enigzins kriegelig makend, met die klinische zuurstokklanken.
Doe mij maar 100 keer liever Depeche mode of Frank Boeijen dan het zoveelste jaren tachtig-garagebandje, want hier is er weer eentje. Het muzikale equivalent van een hanenkam en een piercing: dingen expres lelijk maken vanuit een soort cynisch nihilisme. En dan moeten we het nog serieus nemen ook.
Een heerlijke brij flauwekul, ik kan er wel om lachen. Plezier en originaliteit, en nauwelijks een onvertogen woord. Klinkt nog altijd fris.
Blije triphop, sampletje hier, trommeltje daar. Het heeft geen pretentie en dat is dikke prima.
De voornaamste bijdrage van dit gezelschap aan de popmuziek lijkt me hun medewerking aan het album Graceland van Paul Simon. Want het zijn onmiskenbaar dezelfde heren. Wel aardig voor een keer, maar ten opzichte van wat we al bij ome Paul gehoord hadden, brengt dit album weinig nieuws.
Geloof het of niet, maar dit is de eerste artiest van de lijst die ik ooit live heb gezien (want ik ging nooit naar Lowlands en al die andere dingen). Umbria Jazz in Perugia, dubbelconcert met Al Jarreau (die niet in de lijst staat). Toen vond ik het eigenlijk niet zo'n succes, het was een lange zit (Al was beter). Dit album luistert daarentegen aardig weg. R&B, soul, funk, hoe je het maar wil noemen, best relaxt. Maar gratis tip: niet live gaan zien...
Bij albums in dit genre is het bij kennelijk: ofwel ik vind het best leuk, ofwel ik vind het helemaal niks. Deze zit in het midden, muzikaal is het nog wel aardig. Maar dan zit er toch weer een stukje vuilspuiterij in en dan zijn ze ineens weer 'af'. Een minimum aan goede smaak blijft toch een vereiste, vrees ik...
Jeej, de top 2000! Zometeen les van de bovenmeester, Don Leo ben je er klaar voor? Ja, dit is ontzettend leuke muziek, van het niets-aan-de-hand-genre. En een ontzettend tijdsbeeld. Of dit nou zo'n vernieuwend of invloedrijk album was weet ik niet, maar waarom zou het altijd obscuur en hoogdravend moeten zijn in deze lijst? Anders zou er in deze lijst sowieso geen disco-album staan vrees ik.
De irritatiefactor is niet hoog genoeg om er een 1 aan te geven, maar er staat ook weinig op om enthousiast over te worden. En door naar de volgende.
Blije triphop, het klinkt gelukkig niet zo blikkerig als andere computermuziek uit de vroege jaren negentig. Aan de andere kant is dit genre door anderen later beter gedaan. Dit clubje maakt niet zoveel indruk.
Weer gigantische ouwehoermuziek. Maar op een bepaalde manier wel sympathiek en afwisselend. Dus waarom zou ik moeilijk doen.
Leuke knutselsingersongwriterij, doet me een beetje denken aan Spinvis, nog wat relaxter, af en toe wat stevigere stukjes, het meandert lekker allerlei kanten op.
Het lijkt wel een best of, tenminste ik hoor toch een aantal bekende klassieke nummers. Het genre is niet helemaal mijn smaak, maar op het terrein van Zware Metalen weten deze heren van wanten.
Dit is het soort artiest dat ik totaal niet volg. Zo iemand die uiterlijk altijd verstopt gaat onder een laag plamuur, glitter en nep, bah. Toch is dit in muzikaal opzicht wel een aardig afwisselend album, veel verschillende stijlen en allemaal wel leuk gedaan. Maar ja, ik knap af op die track 'Thank you' (met allemaal slijmerige fans) en al die andere zelfverheerlijking. Puntje eraf daarvoor.
De vorige keer was dit ook al niet om aan te horen. Een gemiddeld schoolbandje neemt vrijdagmiddag in de aula betere dingen op. Gelukkig sloeg Youtube de helft van de nummers over wegens 'mogelijk ongeschikt voor sommige gebruikers'. Het zal best een heeeel belangrijke rol in de muziekgeschiedenis hebben gespeeld, maar mogen wij dit lelijk vinden? Ja, dit mogen wij lelijk vinden.
Blije zuurstoktechno, je moet ervoor in de stemming zijn. Ben ik niet altijd.
Er zitten lekkere stukjes in, zoals het openingsnummer, maar niet alles blijft boeien. En sowieso krijgt elke plaat met een te lange drumsolo van mij een punt aftrek. Het zij zo.
Om euhm, persoonlijke reden had ik altijd een haat-liefdeverhouding met Simon & Garfunkel. Het zal met die draak van een lied 'Bridge of over troubled water' te maken hebben, terwijl 'The sounds of silence' in heel Nederland door jongerenkoren (en de BBB) kapot is gezongen. En het ge-toetoetoetoetoedoe in Mrs. Robinson, mjah. Maar hier horen we ook het verstilde gitaarspel van Paul Simon, de creatieve nieuwe wegen, de toch niet onaardige samenzang. Zo'n nummer als 'Old friends' is toch prachtig, al hadden die valse violen niet gehoeven. Er zal nog wel meer langskomen van deze heren, ik denk dat ik nog wel 5 voor ze in m'n achterzak heb zitten.
Gezellige countrysmartlappen met drie bevallige dames (Dolly Parton, Linda Ronstadt, Emmylou Harris), voor elke muziek is er wel een moment. Een druilerige woensdagmiddag bijvoorbeeld, dan trek ik dit prima.
Op zich geinige vage jarennegentigmuziek, het flappert alle kanten uit, het roept allerlei aangename associaties op. Maar dat is het dan ook wel. Het hoeft niet ingelijst en op een voetstuk.
Deze mensen zijn wel heel erg blij met de aanschaf van hun synthesiser. Je hoort bijna niks anders, zelfs de mummelende zang valt weg ergens naar de zijkant, om maar vooral dat takkeritme en die flutloopjes in de schijnwerpers te zetten. De Frans Bauer-test: zou ik liever Fransie opzetten dan dit? Dat ook weer niet. Dus een 2.
Best geinige dwarse punkrock of hoe dit ook maar heet. Cees-muziek zullen we maar zeggen. Met de nodige terechte kritiek aan het toenmalige Amerika, vraag is of het allemaal veel beter is geworden.
Tja, ik vind er eigenlijk niet zoveel aan. Het heeft ook heel erg te maken met de lijzige stem van de zanger, maar de composities zijn ook niet echt spannend. Echt goede muziek is van een, euhm, andere klasse.
Blijkbaar was dit er ook in de jaren negentig. Het is niet heel slecht, maar ook niet opvallend goed. Kabbelende niets-aan-de-hand-muziek. De hoes heeft nog de meeste attentiewaarde.
Eh, dit is toch pure palingsound? Sinds wanneer komen de Bee Gees uit Volendam? The Cats hadden dit gemaakt kunnen hebben, die licht bombastische harmonische samenzang, die uitgekiende arrangementjes, het gegalm. Met af en toe een raar uitstapje naar een ander genre (een Stones-achtig nummer, country, een 'International anthem'...) Maar waar zijn die gekke hoge stemmetjes gebleven, waar is de disco? Het luistert allemaal wel aardig weg, het is geproduceerd om door een ringetje te halen zo helder, maar er spat iets teveel suiker vanaf. Er is in die periode toch beter spul gemaakt, met meer ballen dan dit.
Ik wou iets met meer ballen en werd op mijn wenken bediend. Stevige glamrock, ik kan dat heel goed hebben. Niet serieus nemen, gewoon meebeuken. Allicht beter dan het gegalm van de Bee Gees van daarnet (die ik misschien toch een puntje te hoog heb gegeven).
Een aardig zwikkie deuntjes, sommige doen aan de Stones denken, andere zijn country-achtig, af en toe swingt het. Maar er zijn weinig positieve uitschieters, het blijft in het midden hangen. Dit is door anderen toch wel eens beter gedaan.
Stevie stelt natuurlijk nooit echt teleur, en dit 50 jaar oude album klinkt fris alsof het gisteren gemaakt is. Voor een oppervlakkig luisteraar als ik dreigt wel het gevaar dat je allerlei maatschappijkritische thema's in de teksten niet oppikt. Dan is er een hoorspelletje nodig (zwarte man komt aan in de grote stad en wordt prompt in de cel gegooid) om je er bewust van te maken dat het over meer gaat dan enkel vrolijke muziek.
Sommige mensen worden kriegel van Joni, daar heb ik niet zo'n last van. Dit album vond ik echter niet veel uitschieters hebben. Relaxte wegluistermuziek, maar weinig dat echt raakt. Zo'n verstild nummer als Sweet bird vind ik dan nog het beste.
Lekkere muziek dit. Doet me ook van alles denken, er is veel muziek die hier op lijkt, maar dat is geen straf. Beetje een garage- of oude fabriekgeluid, gruizige microfoon en strak rocken maar.
Een boel gebabbel onder een steeds saaier wordend jarentachtig-hiphopbedje. Ik val erbij in slaap.
Altijd een groot fan geweest van die MTV-unplugged-concerten, en ook deze stelt niet teleur. Sterker nog, dit luistert wel erg fijn weg. Ook (of misschien wel: juist) zonder de gillende gitaren komen Kurt en zijn vrienden uitstekend tot zijn recht, en ik zou dit rustig nog wel tien keer kunnen horen.
Daar hadden we kennelijk op de wereld nog niet genoeg van, van jaren tachtig-jengelmuziek.
Net als de vorige keer: wel aardige jaren 70-shockrock, maar niks met eeuwigheidswaarde. En deze keer niet eens James Bond-muziek.
Zoals jullie weten vind ik dit soort Americana (of 'folk rock') altijd leuk. Aan de andere kant hoor ik hier weinig wat echt hoge toppen bereikt. De drie heren spelen er, nog zonder Young, lustig op los, daar niet van, maar het beste moest nog komen.
Wel geinige eigenwijze muziek, maar de stem van de zanger verpest het deze keer voor mij. Zingt hij nou expres vals?
Ik ben niet de grootste fan van Coldplay. Middelmatige muziek die je te vaak hoort, druipend van de tekstuele clichés ('You know I love you so', ' I'll be loving you always', etc. etc.). Maar dit album valt me in positieve zin op. Prima luistervoer voor een druilerige maandag.
Deze kende ik nog niet van Nick Drake, maar ook hier wonderschoon verstilde muziek, met nu af en toe iets meer up-tempo ertussendoor. Fijne stem en spel. Weet je wat, ik ben gul vandaag.
Best leuk hoor, een aantal deuntjes klinken bekend, verder het gebruikelijke jankgitaargeluid en zang met een snik in deze rechttoe-rechtaan countryplaat. Dus waarom moet ik deze nou eigenlijk zo nodig nog tijdens mijn leven gehoord hebben? Vertelt u het me maar.
Sjonge jonge, kan iemand de uitkering van dit stelletje lamstralen stopzetten en ze een baan geven in de betonfabriek of op een callcentrum? Dan doen ze tenminste nog wat nuttigs.
Na wat eerdere mislukkingen van Lou Reed, nu een best luisterwaardig album. Relaxte sound, af en toe een experimentje, een keer een vrouwelijke vocalist tussendoor. Lekker hoor.
Van dubbeldik hout zaagt men hier dubbeldikke planken, bij de heren van Wisselstroom/Gelijkstroom. Niet een genre dat ik uit mezelf opzet, maar in zijn soort zit er geen nootje te veel of te weinig in.
Tot nu toe vind ik de input van David een beetje tegenvallen. Slecht zijn de albums die we gehoord hebben natuurlijk niet, maar het is ook niet opvallend goed. Dit vind ik er ook weer zo eentje. Beroemde hoes, onmiskenbaar Bowie-geluid, maar niks wat het tot grote hoogte opstuwt. Gewoon een leuke collectie prima songs. Misschien ligt het aan mij en ben ik gewoon niet cool en open-minded genoeg. Zou dat het zijn?
Bij de vorige albums van Brian Eno vielen we in slaap, hier zit al wat meer pit in. Of beter gezegd: nog wel, want kennelijk is dit (volgens Wiki) de overgang van de rockplaten van Brian naar zijn slaapkindjeslaap-platen. Best leuke, eigenzinnige muziek die moeilijk in een hoekje past en (daardoor?) nog behoorlijk fris klinkt ook.
Geen genre zo voorspelbaar en weinig innovatief als de blues, en toch is dit de vette shit. Kippenhokmuziek van het beste soort, ik vergeef ze zelfs de te lange drumsolo. Maar ja, met Eric Clapton in de gelederen kan het eigenlijk al niet misgaan. Gisteren al gedraaid tijdens de sessie Beer is los in de mancave van Eric D., vandaag met veel plezier nog een paar keer opgezet.
Vele malen geparodieerd, nooit geëvenaard (kon niet nalaten om ook even de hilarische parodie op het genre te herkijken, 'De kracht van Schagt'). Wah-wah-gitaren, koortjes, violen, een orgeltje, en nietsontziende percussie: het is voor de foute jaren zeventig-detective wat de electrische gitaar en jazz-blazers zijn voor James Bond en de harmonica voor de Western. Onverwoestbaar. En dat dan vier plaatkanten lang. Waarom dacht je dat Isaac Hayes karakter bij South Park 'Chef' heet...
Zet dit op en je ziet cassettebandjes, Engelse-drop-achtige interieurs, schoudervullingen en opgeblazen kapsels. De jaren tachtig in al hun opgepoetstheid, na de over-the-top jaren zeventig. Keyboards, strakke percussie, blazerssectie. Genesis-collega Phil Collins kon er ook wat van. En toch klinkt dit bij lange na niet zo gedateerd als bijvoorbeeld Prince. Iets voor de lange autorit over de Franse snelweg, op de achterbank met een overdosis Fruitella en een stapel Suske en Wiskes.
Ja, die hoes kom je overal tegen. Wat zijn ze daar nou aan het doen met die gekke schoentjes en dat voetenbankje? Hoe dan ook, dit schijnt een echtscheidingsplaat te zijn. De hele band had ruzie met elkaar en ook weer niet, of zoiets. Hoe dan ook, ik hou me nooit zo bezig met de achtergronden. Is het goede muziek, heeft het een fris en origineel geluid, heeft het impact gehad, kun je dit rustig tig keer draaien? Zo ja, dan is het een klassieker.
ALtijd fijn als een album vol staat met van die lekker ontspannen Braziliaanse bossa nova, relaxte stemmen, geinige ritmes, mooi gitaargetokkel. Als een album alleen maar zo heet, dan is er natuurlijk een stuk minder aan. Met name als het weer van die baggermuziek is.
Het schijnt een iconische hoes te wezen, maar de muziek haalt dat niveau in ieder geval op geen stukken na. Wat is dat toch met de experimentele kliederbandjes uit deze periode? Het klinkt voor geen meter, maar om de een of andere redenen moet je dit volgens het Grote Dikke Boek wel nog tijdens je leven horen. Deze 'Pleziertjes' hadden wat mij betreft 'Onbekend' kunnen blijven...
Aangenaam verrast dat dit erin staat. Zo ontzettend veel fijner dan de pretentieuze piep-jan-knor-interessantdoenerij die iets te vaak deze lijst vervuilt. Gewoon leuke liedjes die goed gemaakt zijn, van muzikaliteit en creativiteit getuigen, en nog een paar hits ook.
Ja, dit is dan weer niet mijn muziek. In z'n soort vast prima gemaakt, maar voor mij had het niet gehoeven.
De eerste twee nummers deden me even twijfelen, het klonk nogal jengelachtig. Daarna werd het beter, een relaxte luisterervaring zoals we het van deze Elvis gewend zijn. De leuke ballad 'Allison' kende ik al van Jan Rot, bij hem was het 'Lenneke', met dezelfde langgerekte beginklank.
Geinige singersongwriterfolk, ik lees dat het oude teksten zijn van de legendarische Woodie Guthrie, met nieuwe muziek van de uitvoerenden. Klinkt tijdloos en fris tegelijk, wat wil je nog meer.
Na vijf ultrakorte nummers ben je deze zeikmuziek al zat. En dan moet je er nog zestien! Dacht het niet, daar is mijn tijd me toch te kostbaar voor.
Wij horen dit misschien zelf niet, maar eigenlijk is dit een gigantisch tijdgebonden jaren negentig-plaat volgens mij. Die electronische ritmetjes, die quasi-religieuze interessantdoenerij, dat geluidje dat klinkt alsof er ergens verderop in de fabriekshal twee tegels vrij hardhandig op elkaar worden gestapeld. En voor de verandering een fietsbel en een piepje van de hartbewaking. Maar al met al luistert het wel aardig weg.
Altijd lastig, zo'n album waarvan je een paar nummers al 100.000 keer gehoord hebt, en de rest nog nooit. Ik vond deze samengestelde familie altijd een heel fijn geluid hebben, direct herkenbaar en volgens mij nog nooit succesvol door een ander groepje nagedaan. En zelf hebben ze ook niet al te lang bestaan. Het is geen gecompliceerde muziek, maar het is wel een mooi potje samenzang, met het al meer dan een halve eeuw grijsgedraaide California Dreaming als hoogtepunt. Een paar van de andere nummers schieten er net naast (vooral Spanish Harlem klinkt voor geen meter), anders had ik waarschijnlijk wel een 5 gegeven.
Het regent, de oliebollen zijn op, je moet een of andere bankrekening aan de praat krijgen bij een bank waar je eigenlijk een grafhekel aan hebt. En dan zet je Santana op en dan is ineens je dag toch weer goed. De kracht van muziek. En dan ook nog eens een keer dit zwikkie klassiekers. Als er iemand toch de sfeer van een tequila bij zonsondergang aan een tropisch strand wist te vatten (zo stel ik me het tenminste maar voor) is het Santana wel.
Ik vond het in eerste instantie nogal klinken zoals zo'n Engelse prutsersband uit 1980. Maar al snel bleek dat hier de tekst bestaat uit meer dan drie woorden, de instrumenten zijn gestemd, de muzikanten hebben geoefend en de producent een mengtafel heeft. Dan is het eigenlijk nog wel aan te horen.
Lekker relaxte muziek dit. Luistert misschien zelfs iets te gemakkelijk, maar wel weer goed gedaan. Lijkt me ook mooie muziek om bij in slaap te vallen, en dat is niet negatief bedoeld deze keer.
En deze keer is het wél (ongeveer) 1980, bestaat de tekst (voor zover verstaanbaar) slechts uit drie woorden, zijn de instrumenten niet gestemd, hebben de muzikanten niet geoefend (echt niet, ziet Wikipedia) en heeft de productie plaatsgevonden door domweg op 'rec' van de cassetterecorder te drukken (ook niet door mij verzonnen). En verder wat zeikmonologen. Ik word er moedeloos van dat we telkens weer dit soort aperte bagger moeten doorploegen. Ik ga nu even wat ABBA luisteren om bij te komen...
Het betere gillende-gitaren-en-krijsende-zangers-werk. Alle aankleding met doodshoofden en de ongetwijfeld overwegend donkere teksten kunnen niet verhullen dat hier vooral een potje energiek muziek wordt gemaakt, waar je eerder blij van depri van wordt.
Een lekker potje retro klinkende soul, het is een beetje of de tijd een kleine 50 jaar stil heeft gestaan, maar er is niemand die dat erg vindt.
Het klinkt allemaal nogal spacy deze keer, vooral plaatkant B. Heeft David een keyboard gekocht en vervolgens een boel Vangelis geluisterd? O wacht, slaapliedjesgrossier Brian Eno heeft meegedaan, vandaar. Kant A heeft wat meer pit, en het geheel is allemaal best relaxt.
Hahaha, dit is niet eens in een echt theater opgenomen, maar toch echt in een studio (dank Eric en Wikipedia dat jullie me deze illusie hebben afgenomen). Want het album zet dat verlopen jazzclub-in-een-keldertje-sfeertje steengoed neer. In feite is het meer een cabaretplaat dan pure jazz of pop. Vandaar dat ik hem meermalen geluisterd heb om zoveel mogelijk tekstuele vondsten te kunnen volgen. Waar Waits debuutplaat Closing time nog erg verstild was, worden hier alle gekte-registers opengetrokken. Een soort kruising tussen Maarten van Roozendaal en Jules Deelder, om in cabaret-termen te blijven. Muziek uit de randen van de nacht, ik heb me er prima mee vermaakt.
Nog meer gekras en gezwabber. Heeft hier destijds iemand van genoten? Je moet toch wel levensmoe lijmsnuivend in een lek kraakpand zitten om hier iets mee te kunnen lijkt me.
Een intro met snoeiharde drums en vanaf daar zit je meteen geramd. Geef je iets wat je kent automatisch hogere punten? Maar je kunt er niet omheen dat zoiets als dit gewoon muzikaal, creatief, technisch en emotioneel beter in elkaar zit dan 95% van wat er zoal in deze lijst langskomt. Het onstijgt bovendien de periode dat het gemaakt is. Hoe dan ook, de heren van U2 laten weer eens horen wat ze waard zijn. Strak, lyrisch, met dat enigzins ijle geluid dat zo goed past bij schraal winterweer.
Dun geluid, irritante takkeritmetjes, alles op dezelfde lijzige toon gezongen. Of naja, gezongen, het klinkt eerder als een soort janken. O en raad eens wat, Brian Eno heeft zich er ook mee bemoeid.
Nog meer van die bagger! Wéér alles vals, dun geluid, jankzang, muzikanten die er expres met de pet naar gooien. Sodemieter toch een end op.
Een album dat beter wordt als je het een paar keer luistert. Relaxte singersongwritermuziek, even wennen aan de stem die klinkt alsof ze verkouden is en je zit goed.
We krijgen een hele rits albums van rond 1980 te verstrouwen, het een nog slechter dan de andere. Deze valt nog positief op doordat je hoort dat er muzikaal talent en creativiteit aanwezig is, je weet wel, datgene wat je normaal gesproken verwacht als er muziek op plaat wordt uitgebracht. Heel briljant is het niet, maar bijvoorbeeld de Afrikaanse invloeden hier en daar zijn wel geinig.
Je kan er veel van zeggen, maar dit is geen gejengel. Het is rauw, grof in de mond, maar gaat wel direct op het doel af. Om de titel vrij te vertalen, niet lullen maar poetsen. Zou ik het vaker luisteren? Nee, dat niet.
Een van de singersongwritermevrouwen uit de jaren negentig, blijkbaar. Het zusje van Sheryl Crow en van Aimée Mann die laatst langskwam. Wel aardig hoor, maar Fiona is niet de beste van het stel.
Maffe Pacmanmuziek van iemand die zich op zijn zolderkamertje lekker heeft zitten vermaken met deze flauwekul. Maar ik vond het eigenlijk best geinig.
Leuk hoor, maar als je één nummer van de Pet Shop Boys hebt gehoord, heb je ze allemaal gehoord. Hetzelfde ritme, dezelfde computerbeatjes, dezelfde lijzige stem. En dat dan bijna een uur lang. Met een 3 ben ik nog gul. En dan te bedenken dat er nog twee indentieke platen van deze gasten in de lijst staan.
Vanaf de hoes kijkt een Heel Boze Meneer ons aan, achter hem een stad in vlammen. Heeft hij de brand aangestoken? Daagt de zon in het oosten? Wie zal het zeggen. Uiteindelijk beoordeel ik deze albums alleen maar op muzikaliteit, afwisseling en irritatiefactor, en als er een boodschap achter zit gaat die meestal langs me heen. Nu dus ook. Het constante gepraat is voor mij eerder een van de componenten van de muziek dan iets wat betekenis draagt. Hoe dan ook, als het maar een beetje aan te horen is luister ik zo'n plaat heus wel uit.
'Scheurgras, Van Es!' Ik ken het openingsnummer vooral als het muziekje van Jacobse & Van Es, creaties natuurlijk van Koot & Bie. Deze muziek werd kortom óók gemaakt eind jaren zeventig, naast alle baggerpunk. (Er is voor de liefhebbers ook een filmpje van Bie als Ap van der Laak die in een punkbandje zingt, ik hoop maar dat die niet in deze lijst staat, maar je weet maar nooit...) Soul, blues, metal, rock, het wordt allemaal nog steeds gemaakt. Maar disco werd alleen toen geproduceerd, en daarna heeft niemand zich er ooit nog aan gewaagd. Er was op een gegeven moment gewoon genoeg disco op de wereld, en tot op de dag van vandaag is de voorraad die er toen is ontstaan nog steeds ruim toereikend.
Bob Dylan maakt nooit wat mee. Nee, de hoofdpersoon van zijn liedjes dat ben JIJ. 'How does it feel to be on your own, like a rolling stone?' 'They'll stone you when you're trying to be so good...' Etcetera. En bovendien dacht je dat je wist wat iets was, MAAR het is iets anders. Als je erop let, hoor je hetzelfde mechanisme steeds terugkomen. Al met al trek ik deze muziek beter dan ik had verwacht, ik vind de begeleiding en de harmonica heel sfeervol, en de liedjes zelf zijn ook niet onaardig. Maar die stem, man die stem. Die ben je op een gegeven moment wel zat. Daarom zal dit nooit een 5 worden.
Het moet gezegd, dit kun je het beste opzetten als je toch al een beetje opgefokt bent. Toevallig was ik dat vandaag. Dan is het wel prettig als er even stevig met de gitaren wordt geramd en flink voor de microfoon de longen uit het lijf worden geblerd. Maar ik ben ook weer niet elke dag in zo'n bui.
'I'm ready to rock and roll!' Nooit werd wellicht de tijdgeest zo gevangen in één zin. In plaats van braaf te doen wat er verwacht werd, zoals alle vorige generaties, liep de jeugd zomaar ineens weg met de beat, rock & roll, pop en wat er zich verder allemaal nog van afsplitste. De muziek als afspiegeling van een mentaliteit. Alles ging los en zou nooit meer vastraken. Little Richard bracht Tutti Frutti uit in 1955, en in vergelijking is Bill Haley met zijn Rock around the clock, dat net een jaartje eerder uitkwam, nog ongelofelijk truttig. Elvis liet het jaar erna pas serieus van zich horen. Dus is dit de oerknal van de rock? Naar het schijnt. En na al die jaren klinkt het in onze oren wellicht wat eenvoudig, maar hier is potdomme toch wel een stevige basis gelegd voor alles wat erna kwam.
'De klasse van The Police is van Stones-niveau' kopte de Volkskrant in 1979. Achteraf vind ik deze plaat dat niet helemaal waarmaken. Het is meer vulling rondom de hitjes, verder is het geluid nogal dun. Maar goed, de heren waren ook maar net bezig. Voor een recensie van een tijdgenoot (die bang is niet meer met zijn tijd mee te gaan), zie https://www.youtube.com/watch?v=1m1rJV-zZ2Y
De soul gaat hier over in de funk en sorteert al voor op de disco. De zoete korte liedjes uit de jaren zestig van dezelfde heren worden flink langer en basloopjes en wahwahgitaren domineren. Een gigantisch tijdsbeeld kortom, en dit genre blijft leuk.
Blije electronische zuurstokmuziek, met een hoes die er eigenlijk helemaal niet bij past. Laatst hadden we ook al van die pacmanmuziek en deze past ook in dat rijtje. Hier kun je jezelf heel lang heel blij op laten gaan, bijvoorbeeld omdat we (nummer 333) op één derde van de 1001-lijst zitten!
Een aardige verzameling gekkigheid, het ene is wat beter geslaagd dan het andere. Maar zonder een experiment op z'n tijd komt de mensheid ook niet verder.
Ik hou wel van geinige instrumentale dingetjes, zoals Yann Tiersen en allerlei blije filmmuziek. En dit album biedt wel het een en ander van dat soort, helaas staat er ook nogal wat piepjanknor-muziek op. Ze moesten zo nodig kunstzinnig doen. Het verbaast dan ook niet dat ook hier Brian Eno er met z'n tengels aan heeft gezeten. Jammer.
Beetje standaardhiphop uit de jaren negentig, veel 'O yeah', 'Throw your hands in the air', zwipzwappende platen, afwisselende samples en vooral veel gebabbel. De hoes heeft zo'n 'Parental advisory'-sticker, maar ik kon (gelukkig) niet merken waarom.
Lekkere ouwe rock 'n roll op het snijvlak met blues en soul (in mijn beleving). Het springt allemaal niet zo uit de band als Little Richard en deint vooral verder in het ritme van de hit Blueberry Hill. Maar dit album staat wel terecht in de lijst dacht ik zo.
Toch een prestatie, een album waarvan je zowat alle nummers al 100.000 keer gehoord hebt (op Qmusic, Skyradio, de achtergrondmuziek van elke kledingwinkel, kapper en lunchtent). Maar het is dan ook best goed gedaan. Lekkere soul voor de 21e eeuw met een dijk van een stem en arrangementen waarin geen noot verkeerd zit. Geen kledingwinkel kan dat kapot draaien. Knap.
Gezellige mambodeuntjes (of salsa of hoe dit maar mag heten), ik hoor er niet aan af wat er zo bijzonder aan is, was dit de eerste salsaplaat of zo? Hoe dan ook, verder prima, als ik er maar niet op hoef te dansen...
'Goeie muziek jongens!' zou mijn vader zeggen. Dit is toch tijdloos, of niet? Je krijgt meteen zin om in een ouwe Amerikaanse auto door de binnenlanden van de States te trekken. Countrybluesamericana, of wat het ook maar is. Kun je me midden in de nacht voor wakker maken.
Je zet het op, gaat door met werken, en merkt nauwelijks op dat er muziek speelt. Of nou ja muziek, het gebruikelijke non-stop gebabbel met een beatje eronder.
Ik weet het, sommige mensen vinden dit niks. Maar ik vind het wel ontspannende singersongwritermuziek met af en toe een gek uithaaltje. Al viel naar verluidt Bob Dylan erbij in slaap (zie Wikipedia)...
Ik blijf dit soort Americana maar leuk vinden. Er staat geen hit op (al kende ik The night they drove old Dixie down in een WOII-versie van Jan Rot), maar dat verstoort de pret niet, het zorgt eerder voor een constante luisterervaring. Hits kunnen een album ook verstoren doordat ze zo opvallen.
Elvis, dat is (voordat het kitsch werd) stevige rock uit het oertijdperk, maar ook een berg slijmerige ballads. Het zal destijds wel extra fans opgeleverd hebben (vrouwelijke fans?) maar zo'n draak als 'I love you because' is niet aan te horen. En dan breekt hij ineens weer los in A-wam-bam-baluba en andere rocksongs, maar dit zijn dan weer allemaal covers. Eerlijk gezegd vond ik de slijmloze uitbarstingen van Little Richard leuker.
Na dertig seconden wist ik al dat ik gillende koppijn van deze (letterlijk) grafherrie zou krijgen en werd niet teleurgesteld. Enkel de stukjes etnische Indianenmuziek geven wat verlichting, maar niet genoeg. Lang leve Ibuprofen.
Zomerse-lange-autoritten-door-zonnig-buitenland-muziek. Relaxt, sfeervol, niet al te gedateerd, af en toe een lekker mopje gitaar. Niks mis mee.
Het eerste uur is echt korvee. Altijd maar dat voortkabbelend geouwehoer, doe me een lol. Een vastgemetseld ritmetje dat maar door blijft gaan, met oersaai geklets eroverheen. De ellende, sodeju. Ik wil muziek! En dan op 56 minuten komt er een of ander orkest het podium opgeschoven, en is muziek zowaar wat je krijgt. Experimentele jazz met een metalgitaar, funk, wat gefluister en zowaar een leuke hit. Veel beter. Maar nog steeds aan de lange kant. Conclusie: dit album had gewoon in tweeën gesplitst moeten worden, zoals oorspronkelijk ook de bedoeling was. En dan deel 1 weglaten. En uit deel 2 even nog wat dingen schrappen (onder andere ook hier het geklets). Dan had deel 2 nog wel vier sterren kunnen krijgen. Nu wordt het luisterplezier teveel verstoord door alle overbodige ongein.
'Goedemorgen meneer, wij zijn van de jaren tachtig en we komen wat muziek brengen. Er zit veel keyboard in, lijzige zang, het zet een tijdsbeeld neer en klinkt allemaal hetzelfde. Kan ik het hier neerzetten? Veel plezier ermee en twee keer per week water geven.'
Jaja, rustig maar, ik ga precies het cijfer geven dat jullie verwachten. Wie ik veel op Jacques Brel vind lijken is Stromae: ook uit Brussel, grijpt hij op de muziek van zijn tijd nietsontziend de grote thema's aan. Maar Brel is toch een klasse apart. Op dit album Olympia '64 hoor je hoe hij alles geeft tijdens zijn optredens. Brel zingt vaakt niet, eigenlijk schreeuwt hij. Het gaat over dood, liefde, hypocrisie, oorlog, alles. Een paar van zijn grootste nummers staan op deze plaat. Amsterdam, welbekend voor fans van Acda en De Munnik, Brel nam er nooit een studioversie van op. Le plat pays, door Brel zelf in het Nederlands gezongen in een vertaling die beter is dan het origineel (Mijn vlakke land). Les bourgeois (De burgerij), Jef, Madeleine, Les vieux, Au suivant, allemaal klassiekers (waarvan allemaal goede vertalingen bestaan). Op verzoek vertel ik nog wel waar het allemaal over gaat. Want dat is natuurlijk meteen het manco van Brel: als je het niet verstaat, hoor je alleen maar een man die zich ontzettend druk staat te maken op vrij ouderwetse muziek (een tango, een wals). Oud werd hij niet: op 49-jarige leeftijd blies hij de laatste adem uit. Zichzelf kapotgeleefd.
Ingeblikte schreeuwmuziek met gillende gitaren, het wekte bij het opzetten bij mij al geen enthousiasme op en allengs werd het alleen maar lelijker. Help even, waarom staat dit in de lijst?
Dit vind ik de leukere hiphop, het is levendig, afwisselend en het klinkt niet al te boos. Zowaar tegen het eind een nog een positieve, hoopvolle noot. Kom daar maar eens om in dit genre.
Maken dames ook wel eens jarentachtigjengelplaten? Deze komt een eind in de richting. In ieder geval is de opname ijl en lijkt de muziek nogal op het werk van tijdgenoten. Je zet de plaat op en denkt dat je So long van Fisher Z te horen krijgt. Het is allemaal niet bijzonder goed, maar nog wel aan te horen.
Lekker relaxte soul uit de gouden jaren van Motown, met een fijne blazerssectie, de gouden keel van Otis en een blonde miep op de hoes. Jammer genoeg werken de overbodige covers in het nadeel van de plaat. Zit je er net lekker in, krijg je de hits van Sam Cooke, de Temptations en zelfs de Stones (!) om je oren. Daarom geen vijf sterren. Respect, bekend van Aretha Franklin, is dan wel weer een origineel van Redding zelf.
Een soort singersongwriter-rock, klinkt als het Britse broertje van Chris Isaak. Nog wat verlate jaren tachtig-invloeden schemeren door, maar al met al best een fijn geluid.
Wederom een fijne plaat van deze vrienden van Bob Dylan. En ja, dit soort muziek is een stuk beter te trekken zonder de valse kraakstem van ome Bob zelve. Het albums is vernoemd naar het huis in het bos waar de heren dit in de kelder bij elkaar hebben gespeeld. Luistergenot dat ik voorlopig nog niet zat ben.
Muziek uit de tijd dat het poppodium een grote speeltuin was. Beetje klooien, beetje shockeren, beetje flauwe covers maken van draken als I got you babe. Helaas is het resultaat nogal middelmatig.
Toffe hippiemuziek met samenzang en psychedelische randjes. Ook dit blijft meer dan 50 jaar na dato leuk. Niet teveel kijken naar de puisterige melkmuilen op de lelijke roze hoes, maar je laten meevoeren door de walmen van wierook en geestverruimende middelen.
Rare experimentele plaat, hakketakkerige popmuziek wordt afgewisseld met een klassiek stukje piano en een verstilde gitaarsolo. Zeker weer zo'n misbaksel uit de koker van Brian Eno, dacht ik nog. Maar kennelijk hebben ze dit geheel op eigen kracht gedaan. En het kan niet ontkend dat de heren kunnen spelen en dat het mooi vol geproduceerd is.
Blije niets-aan-de-hand-dance uit begin jaren negentig. De keyboards waren nog een beetje blikkerig maar de stemming was opperbest.
Na zoveel 1001-platen gehoord te hebben, kan ik serieus zeggen dat ik wel eens slechter heb gehoord dan dit. Maar ik heb ook heeeeeel veel beters gehoord. Gelukkig had je bij dit album de optie om de korte versie van maar slechts 6 nummers te nemen. Vond ik meer dan genoeg.
En dan denk je, ze hebben een of andere afgeleefde, eenogige muzikant met een mank been en een ouwe gitaar voor de microfoon gezet en hem lekker laten spelen. Maar dan kijk je op Wikipedia en komt erachter dat de man destijds 27 jaar was, en dat hij nog leeft! Hoe dan ook, de eigenlijke muziek is wat simpelkes, en we kunnen hier niet van genialiteit spreken, maar het resultaat is sympahtiek. Halverwege komt er ook nog een oude vriend (folklegende Woody Guthrie) een bakkie doen, altijd gezellig.
Seventies-funk met een Blaxpoitation-vibe, gewoon goed veel wah-wah-gitaar, keyboardjes en bongo's. Ik heb wel een zwak voor dit soort muziek. Dus... vanwaar de maatschappijkritische hoes? Heb ik dan toch niet opgelet? Het blijft een raadsel Wel grappig om de originele foto uit 1937 op te zoeken, zoek de verschillen.
Het blijft een fenomeen dat je Queen direct herkent en dat niets anders zo klinkt als Queen. De zang van Freddy, de gitaar van Brian, de superieure productie, de onnavolgbare experimenten. Dus je zet Queen op, zet je schrap, en... waar is het wauw-gevoel? Het is een verzameling aardige glamprogrock-nummers, maar je wilt van deze heren muziek horen waarmee je Wembley plat krijgt. Ik snap dat ze eerst dit moesten maken voordat ze de echte hoge toppen zouden bereiken, maar zet DIE albums dan in de lijst.
Wat hebben de jaren zeventig ons uiteindelijk veel gegeven. Funk, glamrock, disco, progrock, singer-songwriter maar ook veel van dit soort gestroomlijnde edelpop. Alles klinkt om door een ringetje te halen en niemand had nog een drumcomputer. The Eagles, Fleetwood Mac, Billy Joel en dus ook deze heren. Laat het lekker aan je voorbij glijden, er zit geen noot verkeerd, hoogstens krijg je ook hier Wembley niet mee plat.
Gezellige soul van het type waar Quentin Tarantino ook wel raad mee wist. Opzetten als je nieuwe date komt eten bij kaarslicht, dan zit je avond geramd dacht ik zo.
Ik merk dat ik dit soort blije electronica heel goed trek. Gestroomlijnde gekte op een bedje van beats, je kan er ook te veel van hebben maar ook hier is het precies goed. Het hilarische hoogtepunt is natuurlijk het titelnummer, dat een echte preek van een of andere getikte dominee sampelt.
Euhm ja, wat verwacht je? In tegenstelling tot sommigen vind ik zowel Yellow submarine als Tomorrow never comes goeie nummers. En zo bevat dit album nog een paar klassiekers, alleen al Eleanor Rigby is toch pure 20e-eeuwse poëzie. Er wordt verder prettig geëxperimenteerd met exotische instrumenten en gekke geluidjes, zodanig dat het echt wat toevoegt. Hoewel Lennon en McCartney altijd de toeschrijving van hun nummers deelden, heb ik wel de indruk dat de melodieuze, romantische liedjes (Here, there and everywere, For no one) op het conto van Paul te schrijven zijn, en dat de rechttoe-rechtaan-hattetaknummers met quasi-maatschappelijke onderwerpen (Taxman, Dr. Robert) uit de koker van John komen. Het zal wellicht niemand verbazen dat ik in het Paul-kamp zit, de ouwe romanticus die ik ben.
Een verfrissend, verrassend modern klinkend album, en dat voor 1987. Er staan geen grote hits op die je echt pakken, maar verder is deze muziek nog altijd lekker.
Dit album klinkt een beetje alsof het ook twintig jaar eerder gemaakt had kunnen worden. Het is allemaal wel aardig gedaan, maar het heeft een hoog ene-oor-in-andere-oor-uit-gehalte. Hoger dan een 3 reikt dit niet.
Nog meer prettige date-bij-kaarslicht-muziek, al dwaalt het af en toe af richting echte funk. Vijftig jaar na dato nog steeds vette shit. Weet je wat, ik ben in een goede bui vandaag. Maar dat komt ook weer door dit soort muziek.
Allemaal relaxte singersongwritercountry, het soort muziek dat je zondagochtend opzet bij een bakkie leut. Trekt weinig aandacht, maar mag er wezen.
De meesters van de jaren zeventig-softpop leveren puik werk af in hun debuutplaat. Lange-autowegen-arm-uit-het-raam-muziek, zoals alleen de hele groten dat kunnen.
Geheel tegen mijn verwachting in vond ik dit best leuk. Ik dacht, Iggy Pop, dat is toch die hologige drugsgebruiker uit het punktijdperk, die man kan toch weinig goeds voortgebracht hebben? Maar dit rockt, en dat kan ook weinig anders als je ook nog eens je ouwe maat David Bowie laat meedoen. Terecht bracht deze plaat een aantal hits voort (deels in coverversie door Bowie, en zelfs Herman van Veen heeft een versie van Tonight gemaakt, don't ask...).
Ligt het aan mij, of klinkt elk nummer van REM hetzelfde? Het ligt prettig in het gehoor, daar niet van, een mooie combinatie van melancholiek en poppy, en je herkent het uit duizenden. Ze wekken de suggestie dat de teksten ergens over gaan, maar eerlijk gezegd heb ik er nog nooit naar geluisterd en het schijnt (zie Losing my religion) dat er toch geen chocola van te maken valt. Weinig afwisseling kortom, veel sfeer.
O ja, bijna vergeten dat er nog talentloze flutmuziek in de wereld was. Met valse zang, kromme gitaren en blikkerige productie. Dank je 1001-lijst, om me hieraan te helpen herinneren.
IJslándse vægheið wær ik nýt zo veel mmee kán. Nýts mis met obscure tælen, ðrómerige klánnken en een éxperimentje op z'n týð, mær dit pakkt me nýt zo en hett álbum is ænn ðe lánge kannt. Rær mær wær.
Ja, ook relaxt, maar als je net The Isley brothers hebt geluisterd, klinkt dit toch wel even een stuk ingeblikter. Alle nummers hetzelfde slaapverwekkende goedkope keyboardje, leuk geprobeerd hoor, maar zo bijzonder is dit toch niet.
De hits zijn leuk, de rest is zielloze muziek voor onder het TL-licht in een wezenloze snackbar om twee uur 's nachts. En dan ook nog die zinloze herhaling, het duurt allemaal zo lllaannnggg. Sorry Eric D.
Kun je de muziek los zien van de foute maker? Erg lastig in dit geval. Allerlei euhm, expliciet taalgebruik doet de rest. Ik vind niet dat ik hier verder kennis van hoef te nemen.
Er wordt een stevig potje gerockt, zoals ze dat vooral toen zo lekker ongecompliceerd konden. Wel jammer van het geblèr tussendoor en het nogal ingeblikte geluid. Maar ach.
Een beetje de REM van de jaren 2010: je herkent het direct, het is sfeervol en lijkt ergens over te gaan maar je hebt geen idee wat. En alle nummers lijken op elkaar. Maar goed, REM gaf ik ook een 4.
Ja hoor es, moet ik nou het zoveelste soul-funkalbum hoge cijfers gaan geven? Maar ook deze is weer om door een ringetje te halen. Geen nootje ernaast, lekkere solo's en je kan 'm rustig keer op keer opzetten. Dus tja.
Ik bereidde me voor op het ergste, al met al is het nog redelijk braaf, achteraf gezien. Het varieert tussen melodieus vingervlug gitaarspel en ouderwets beuken en raggen. Waar al dat gedoe met zombies, doodshoofden etc. nou voor nodig heb is me ook niet helemaal duidelijk, het is het soort ding waar ik op afknap. Maar muzikaal is dit best uit te houden.
Muziek uit de Afrikaanse woestijn, en Ry Cooder ging er kennelijk bij zitten met microfoon en gitaar. Een beetje zoals hij later de Buena Vista Social Club uit Cuba in het zonnetje zou zetten. Het is weer eens wat anders, het klinkt fris, soms zelfs een beetje bluesy. Ik vind het leuk. Het enige wat ik ervan kan zeggen is dat dit soort muziek soms aan de lange kant kan zijn, ooit in een park in Bordeaux een Malinese band moeten aanhoren en dat duurde lanngggggg. Gelukkig klokt deze plaat in op een uur, precies genoeg.
Ik dacht, ik ga even een dutje doen, en ik zet slaapliedjesgrossier Brian Eno op. Vergeet het maar! Deze plaat kun je beter instellen als het muziekje van je wekker. Bij vlagen hakketakt het in een zenuwentempo. Dan gaat het weer de kant van etnisch getrommel op. Sampletje hier, geluidje daar, ijverige percussie erbij, wat gebrabbel en wat gezellig gitaarspel ertussendoor. Ook vaag, maar een stuk interessanter dan de liftmuzak die ome Brian tot nu toe voor ons in petto had.
Geloof het of niet, maar ik had al een plaat van deze Braziliaanse knakker. Nu dus deze dubbelaar. Op een bepaalde manier typisch Braziliaans: softe klanken, melodieën die alle kanten uit meanderen. Misschien ook een wat minder prominente percussie dan in 'onze' popmuziek. Relaxt, maar er is iets aan dit soort muziek wat me nooit écht pakt.
Jazz is algauw goed, maar des te meer reden om eens kritisch te luisteren. Het kabbelt allemaal lekker voorbij, maar ondanks de tekstborden die deze dame voor haar snufferd heeft, zijn het juist de improvisaties die op de zenuwen werken. En als je niet kunt scatten, doe het dan niet (sjoebiedoe, honderd keer). Zelfs Ome Willem (joepie-de-ah-poepie) kan dat beter.
Fleetwood Mac, we hadden al Rumours, nu de opvolger Tusk. Het geluid is heel erg hetzelfde, da's op zich goed, maar de hoogtepunten zitten wat verder van elkaar op deze dubbelaar. Na beluistering blijf je een beetje zitten met: wat heb ik nou eigenlijk ook alweer gehoord? Ja, Sara, en Tusk. Maar verder? Dus nog maar een keer luisteren, wat geen straf is, maar wellicht hadden ze gewoon de wat saaiere nummers weg moeten laten.
Ik vind d'r eigenlijk niet veel aan. Slappe hap, romantisch gezwijmel, bij 'Fever' heeft hij gewoon bij Peggy Lee geluisterd hoe het moest. Alle rauwigheid is eraf, het is allemaal gelikt standaard-Amerikaans commercieel amusement anno 1960. Het soort spul dat later genadeloos is geparodieerd ('pom pom pom pom') door Mud met hun kersthit Lonely this Christmas. De schaarse up-tempo-momenten zijn het leukst.
Dit is echt mijn muziek niet. Argressief geschreeuw, imponeergedrum, gillende gitaren. Er loopt kennelijk een dunne lijn tussen toffe vette muziek en grafherrie. Ik hoor heus wel dat het in z'n soort goed gemaakt is, toffe gitaarsolo's, en d'r staat ook nog een hit op. Maar doet u mij er maar een orkest bij. Een 2,5 voor het vakmanschap, maar omdat ik dit echt niet vaker ga opzetten, rond ik hem naar beneden af.
Alles is honingzacht, de fluwelen stem van Astrud, de easy listening-arrangementjes, de boven deze aarde zwevende bossa nova-ritmes. Maar waar zijn de hits, het meisje van Ipanema voorop? De hele tijd wacht je erop, maar ze komt nooit langs. En vanwaar al die door Amerikanen geschreven ongein? Kennelijk komt het bewuste album 'Getz/Gilberto' later nog. Voorlopig moesten we het hier mee doen, niet slecht hoor, maar de 5 hou ik in mijn achterzak voor het andere album.
Hoi hoi, nog meer etnische muziek uit Mali. Maar ook dit vind ik best lollig en het heeft genoeg tempo en afwisseling. Prima plaat om een paar keer te luisteren en dan weer een heel ander genre op te zetten.
Titel en jaartal lieten me al in elkaar duiken toen ik het eerste nummer opzette, maar... mwah, dit is eigenlijk nog best te trekken. Jarentachtigmuziek, lijzige zang, maar toch wel met enige muzikaliteit gemaakt. En sommige meiden zijn nou eenmaal groter dan andere.
De wat steviger nummers aan het begin deden me niet zoveel, gaandeweg (kennelijk cd 2) wordt het beter. Nick Cave is wat mij betreft beter als hij wat minder rockt en wat meer de singer-songwriter uithangt. Op een gegeven moment ook nog een gospelkoortje erbij, altijd leuk. Een krappe 3 voor de eerste plaat, een mooie 4 voor de tweede. Nou vooruit, een naar boven afgeronde 3,5 dan voor het geheel.
Eigenlijk kan ik niet veel anders dan dit soort muziek enorm puberaal vinden. O, kijk mij eens eng doen. En me geen raad weten met emoties. En ik kan geen meisje krijgen. En ik heb energie teveel met mijn lange, lijzige lijf. En ik hou van pesten (na-na-na-na-naaa). Iets anders kan ik er niet van maken waarom je dit zou willen maken, en eerlijk gezegd ook waarom je het zou willen luisteren. Prima als het je ding is, maar ik kan er niks mee.
Het begint als country, wappert daarna meer richting jaren 70-singersongwriters. Een soort Eagles gekruist met Paul McCartney en Billy Joel. Maar dan allemaal net wat minder goed. En in dat genre ligt de lat gezien genoemde namen toch wel redelijk hoog. Ik weet niet wie deze Gene Clark is, maar met 'wel aardige' muziek schop je het hier niet ver.
Het klinkt een beetje Britpoppig, het kabbelt voorbij, ik was eerlijk gezegd vergeten dat ik het had opgezet. Het doet denken aan een boel andere dingen, maar het mist elke vorm van wauw-factor.
Een aparte tussenvorm tussen punkjengelmuziek en funk, ook heel erg David Bowie-achtig bij vlagen. Maar lang niet boeiend genoeg.
Nog meer Britpop, maar veel wijzer word je er niet van. Schreeuwende gitaren met veel vervorming, met andere woorden, herrie. Bij Oasis werd dit nog gecompenseerd door interessante composities, teksten en zang, maar dit grommelt voorbij zonder veel zeggingskracht. Saai, volgende.
Het begint wel aardig rockend, maar het wordt allengs vager... en saaier. En bij vlagen domweg irritant. Een a-capellagroepje gone rogue. Ik ging ervan naar Frans Bauer verlangen.
1967: de Beatles kwamen met Sgt. Pepper, Jimi Hendrix beklom de hitlijsten, Procol Harum bracht A whiter shade of pale uit, The Doors lieten hun debuutalbum los op de wereld, en zo kan ik wel even doorgaan. Tussen al dit geweld kwam Tim met deze matige jengelplaat waarop alle nummers hetzelfde klinken, behalve die idiote ridderballade met dat gekke stemmetje, en kwam er niet eens mee in wat voor hitlijst dan ook. Onwijs aanstellerige hippiemuziek, het duurt 42 minuten, maar het voelt als het dubbele. Dus hallo Tim, en vaarwel.
Toch wel vette shit dit hoor. De betere brulblues met gillende gitaren, en gratis erbij de klassiekert Stairway to heaven, vast onderdeel van een ieders gitaarcursus. Kennelijk jatwerk, dank je Leo Blokhuis voor het doorprikken van de illusie. Maar goed, dat kunnen wij als 1001-luisteraars officieel niet weten. En zo ontzettend veel lijkt 'Taurus' van Spirit er nou ook weer niet op.
Je hebt steeevige tomatensoep en steeeevige indierock. Maar alle nummers klinken hetzelfde en allemaal net iets te hard. Goed voor een avondje beuken wellicht, maar ja, dat doe ik eigenlijk nooit.
Van die muziek die je zus vroeger leuk vond, en je vrouwelijke klasgenootjes van groep 6. Maar zowaar enige maatschappelijke onderwerpen, en ondanks de hopeloos verouderde electronica (en dat rare Egyptische fluitje dat toen in alle platen zat!) nog best aanstekelijk.
Het voelt een beetje als meer van het zelfde, meer heavy metal uit de beginjaren. Geen gebrul, geen grafherrie, gewoon muziek maken. Met een lollig instrumentaaltje ertussen. Dus vooruit maar weer.
Nog meer metal, welja. Een tandje ruiger, en er is wat afwisseling. Maar hier is, om met de titel te spreken, toch niets schokkends aan? En dezelfde boodschap 100 keer herhalen maakt het niet ineens waar.
De broertjes van de Pet shop boys hebben ook een plaat gemaakt. De mummelzang is nauwelijks hoorbaar boven de maar doorbliepende keyboards, die klinken alsof ze een of ander computerspel van Nintendo begeleiden. Het is dat Frans Bauer erger is.
Het rockt een beetje voorbij, leuk hoor, gitaarspel, orgeltje, zang. Maar er is in de jaren zeventig toch wel het een en ander gemaakt dat meer de aandacht trok dan dit. Dus zeggen we hier 'ja' tegen? Met enige aarzeling.
Het is uit 2004, het klinkt alsof het in 1988 is gemaakt. Voor die tijd nog niet eens zo slecht, maar verder hoor ik er weinig bijzonders aan.
De trend van alle singersongwriterplaten van rond 1970: zet je artiest in een oud huis bij het raam of op zolder. Afgezien daarvan is dit een sfeervol, bluesy album met een aardige dosis evergreens. Soms spat het glazuur eraf (You've got a friend, vooral omdat het er in feite twee keer achter elkaar op staat) maar de arrangementen zijn prettig kaal vergeleken bij latere covers en verder is dit het soort plaat dat je verwacht als je 1001 albums gaat draaien.
Best leuke muziek hoor (jee, een Beatle), geinige hippieklanken van een would-be tuinkabouter. Dit album heeft echter het zelfde euvel als veel andere (drie)dubbelelpees: het is te lang. Ik stel me voor dat als je dit op vinyl in je kast hebt staan, je de eerste LP relatief vaak afspeelt, de tweede al een stuk minder, en de derde bijna nooit, al is het leuk dat je Clapton hoort meedoen. Bij mij zakte de aandacht allengs steeds verder weg. Plaat nummer 1 zou ik wel een 5 hebben gegeven, maar dat niveau haalt de rest niet.
Nogal vage muziek, het kwam mee op de golf van de easy-listeningmuziek zo te horen, creatief maar ook met een zeker 'wat moet ik hier nou weer mee'-gehalte. Voor 1991 klinkt het ondanks de filmsamples en de computerbeats nog best modern eigenlijk.
Blije new wave uit begin jaren tachtig, in die tijd misschien maar de beste trend om te volgen als je muzikant was in Engeland. Beter dan al die van de pot gerukte punk. Het resultaat is energiek plaatje, weinig pretenties, maar wel zowaar een hitje.
Drie keer geluisterd, het blijft een collectie vage deuntjes die alle kanten op wapperen, zonder veel indruk achter te laten. Leuk, afwisselend, maar wat heb ik nou gehoord?
Hier val ik dus echt bij in slaap. Tracks van tien minuten zonder enige vorm van variatie, waarom? Als het dan toch zo achterlijk lang moet duren, heb ik liever George Harrison en Eric Clapton die staan te improviseren of zo. Niet dit soort beresaai gehakketak.
Het balanceert een beetje tussen standaard jaren zestig-hippiemuziek en net wat experimenteler spul. Muziek achteruit gedraaid, stemmen versneld ('Rot effe op met die smurrefe!'), dat soort dingen. Niks daarvan werkt echt. De rechttoe-rechtaandingen klinken het best, en het hitje van Bob Dylan is misschien wel het leukste nummer.
Als je geen talent hebt, ga dan wat anders doen. Koekjes bakken of zo, of puzzels leggen. Geen muziek maken. Dat je het grunge noemt is geen excuus. Zeurzang en wat gitaargekrijs, af en toe een beetje raggen, en dat het maar lekker vals moge klinken. 'Drunken butterfly' zette de plaat definitief onder Frans Bauer-niveau. Kortom, zojuist is er weer een naam uitgelekt van de line-up van het Festival voor de Lelijke Muziek 2024, dit jaar in Appingedam.
Leuke hippiemuziek, je luister het een keer, en nog een keer, en er valt eigenlijk weinig aan op. Gitaartjes, viooltjes, samenzang, ze hadden er toch iets harder hun best op moeten doen.
Standaard jaren tachtig-muziek, we horen hier niks wat we niet al wisten over dit decennium, een 3 is eigenlijk nog geflatteerd.
Mossels, mossels, mossels... Grappig om dit extra zacht te draaien, dan wordt het een soort brullende kabouter op de achtergrond.
Zo'n artiest waarvan je altijd een beetje de indruk hebt dat hij overschat wordt. Dat nummer Hallelujah is helemaal kapotgecoverd, en heeft iemand een idee waar het over gaat? Of luister de latere liveconcerten, de man hoeft met zijn zware stem maar een aardig zinnetje te zeggen en hij krijgt al een open doekje van het ademloze publiek. Maar goed, hier is hij helemaal aan het begin van zijn carrière. Het openingsnummer is een evergreen geworden (shout-out naar Herman van Veen), en staat ook redelijk symbool voor de rest van de plaat. Dromerige teksten, minimale folky muziek, het is quasi-diepzinnig maar wel goed gedaan. Weet je wat, ik gun de man het voordeel van de twijfel en laat me overtuigen.
En daar zijn ze weer, de beatjes en de samples. Wel grappig dat dit iets jonger klinkt dan het is, ze waren hun tijd enigzins vooruit. En ow, wat waren ze net als iedereen blij met de van de tv opgenomen stemmetjes die in hun computer stonden en te pas en te onpas ertussen konden mikken. Zoals bekend is voor mij de achilleshiel van dit soort platen de elektronische leegheid en de eindeloze herhaling. Die vallen hier mee. Ik word er eigenlijk best vrolijk van, dus vooruit maar weer.
Jongens, dit level hadden we toch al uitgespeeld? Het is niet afschuwelijk slecht, maar bepaald ook niet megagoed. Kennelijk moest er rond 1980 een muzikaal gat gevuld worden met dit soort hobbybandjes.
Bij het zien van de hoes sloeg de moed me al in de schoenen, maar in plaats van een boze rapplaat krijgen we relaxte funk, die af en toe lekker rockt en waar inderdaad soms wat doorheen wordt gebabbeld. Best leuk.
Ook 1980, maar al een stuk interessanter dan twee platen geleden. Niet doorrammen en maar wat aanklooien, maar bedachtzaam een goede plaat in elkaar knutselen, ook al spookt er af en toe nog een jengeltje doorheen. Ik heb ook de Duitse versie geluisterd ('Ein Deutsches Album'), ook best aardig gedaan.
Jarenzestigpsychedelica, met een ruime dosis orgelspel en vloeistofdia's op de achtergrond. Bijna een soort cliché, en er blijft weinig van hangen, hoe virtuoos de heren ook spelen.
Nog meer psychedelica uit 1968. De vaagheidknop wordt nog een standje hoger gedraaid. Het is afwisselend en creatief, soms fladdert het richting de Beach Boys, hier en daar een poging tot iets Beatle-esks, soms een rauw randje. Maar om nou te zeggen dat het prettig luistert, zo ver zou ik niet willen gaan.
Countryrap, whatever. 's Mans taalgebruik en politieke denkbeelden zijn niet los te weken van de inhoud van de plaat, dus persoonlijk draai ik liever de meesterwerken van onze Fransie dan dit.
De bekende uit z'n krachten gegroeide folk, waarvan we helemaal aan het begin ook al een album mochten beluisteren. Een aantal eigen nummers en een paar klassiekers. Leuk, maar volgens mij minder uitgelaten dan de vorige keer, en bij dit lagere tempo werkt het ruwe randje met de schraapstem niet in het voordeel van de heren.
Deze mevrouw maakt lollige commerciële zuurstokmuziek, vraag is wat er zo bijzonder aan is dat het in de lijst moet. Toch niet haar persoonlijke omstandigheden, mag ik aannemen? Ook ik hoorde er een soort Michael Jackson-vibe in, gelukkig krijgen we hierna het echte werk.
Dit viel me toch wat tegen. Dit was best goede muziek, toch? Maar nu vallen de jarentachtigkeyboards wel erg op, en ik kan niet wennen aan 's mans kung-fu-achtige piepjes (of wat het maar moge voorstellen). Bovendien heb ik hier geen jeugdsentiment aan overgehouden, omdat ik destijds (ook al) niet echt bezig was met de vraag welke muziek op dat moment nou eigenlijk populair was. Hoe dan ook, ondanks de beperkingen kun je niet ontkennen dat het allemaal wel goed gedaan is, goed geproduceerd ook. En baanbrekend: dit zette de trend, anderen waren volgers.
Geintje zeker?
Een boel geïnstitutionaliseerde vaagheid. Grappig dat dit op een bepaalde manier tijdloos is, dit had ook in 1976 of 2016 gemaakt kunnen worden. Het mist wel wat zeggingskracht, het fladdert voorbij en dat is het dan.
Meer gesinger-songwrite van onze Joni. Weinig dat opvalt of de aandacht vraagt, ik vind het verder wel prettig luisteren, al schijnt het dat dat niet voor iedereen geldt.
Dit soort Eric-muziek vind ik altijd wat tegenvallen, zie eerdere recensies. Deze is nog wel geinig, het luistert vlot weg en er zit wat herkenbaar spul van vroegah tussen. Maar heel hard ga ik nou eenmaal niet op dit spul.
Jaaaaa, Let it be, magistrale plaat, met natuurlijk het titelnummer, Across the universe, Get back en het prachtige The long and winding... Ow, dit zijn helemaal niet de Beatles? Jarentachtigpostpunk? Euhm ja, kunnen deze heren doorgaan als Vervangers voor de Fab Four? Eerlijk gezegd valt de kwaliteit me nog mee, gezien het genre. Er wordt wat geragd, maar andere nummers zijn wel aan te horen. Ach, ik ben in een gulle bui.
Heul prettig relaxte zingerzongschrijvermuziek, regenachtig weertje, melancholieke stemming. Goeie titel ook. Mooi om te weten dat er nog altijd goede muziek wordt gemaakt op deze wereld. (Oh en bij Joni bedoelde ik een 4, maar beïnvloed door Cees werd het per ongeluk een 2...)
Leuk dit. Melancholiek, bluesy, warm, niet bang af en toe een blikje violen open te trekken, maar met een prettig rauwe stem waardoor het niet zoetsappig wordt. Een beetje in het hoekje van mensen als Gordon Haskell en de door sommigen verguisde Elvis Costello, en dat is een heel prettig hoekje om in te zitten.
Wat licht-experimentele kabbelpop, het ligt prettig in het gehoor maar neigt naar muzikaal behang. Je zit een beetje te wachten, zo van: gebeurt er nog eens wat?
De gebruikelijke praatmuziek, maar muzikaal is het wel aardig verzorgd en de houding van de uitvoerenden is nog enigzins gezellig. Dus een fiasco is het nou ook weer niet.
Beetje saaie singersongwriter met een jammerende stem. Er is zoveel beter in dit genre.
Een vertrouwd geluid, maar het is nogal sloom, eerlijk gezegd. Als hij dit bij je kampvuur speelt, val je gegarandeerd zo in slaap.
Hum ja, wat is dit nou weer voor interessantdoenerij? Een soort poging tot de sfeer van een Berlijnse nachtclub in de jaren twintig, het is verzorgd gemaakt, en ze heeft ook nog eens Nick Cave uitgenodigd (of iemand die daarop lijkt). Maar weet je wat? Het laat me eigenlijk allemaal koud. Ze klinkt als de vrouwelijke schurk in een Disney-film. Kan ik niks mee.
Een of andere meid met een keyboard op een zolderkamertje. Hoewel ze op een gegeven moment wat loopt te jammen met een bandje. Tja, wat is hier bijzonder aan?
Jemig, wat kan die John Lennon schreeuwen. Kennelijk moest het er even uit, die spanningen met de collega-Beatles en kennelijk ook z'n moeilijke jeugd. Hoe dan ook, je gaat deze plaat algauw vergelijken met de albums van de Fab Four. Er is hier minder gekte en meer eenheid, meer rust ook (zolang hij niet blèrt). Ik vond het boeiender dan die eerdere soloplaat die we al te verstouwen kregen.
Leuke jarenzeventigfunk, in de bonustracks schieten ze ook nog even het bluesstraatje in. Allemaal niet extreem memorabel, maar wel een gezellig uurtje luisterplezier.
Een countrymiep met een verkoudheid. Leuk hoor, maar wat is er bijzonder aan? Dan hoor ik net zo lief Ilse de Lange.
Het creatiefste, gekste en muzikaalste wat de Beatles te bieden hebben samengebald op de plaat met de iconische titel en de iconische hoes. Er is vaardig gepield en geknutseld en vervolgens geschaafd om tot een meesterwerk te komen. Zoals bij For the benefit of Mr. Kite, waar uren aan bioscooporgelspel werden verknipt, om maar wat te noemen. En het tegelijk idiote en majestueuze slotakkoord A day in the life (ook leuk om de live-versie van The Analogues eens te bekijken). Ik word hier meer dan vijftig jaar na dato nog heel blij van.
Wel aardig hoor, maar het kabbelt ook een beetje voort en de teksten vragen ook niet echt om aandacht (al zit een nummer als 'Caroline' vol geinige woordgrapjes). Geinig om een keer wat in het Frans te horen hier, maar waarom per sé deze gast? Dit ga ik echt niet in de auto luisteren op weg naar het zonnige zuiden.
Remastered 2007, staat er dan trots bij op Joetjoep. Maar het klinkt nog net zo beroerd als in 1978. Een paar nummers zijn beter dan Frans Bauer, andere werken weer danig op de zenuwen (vals!). Een mallotige cover van Goldfinger (oorspronkelijk een B-kantje, geen onderdeel van het album) is sympathiek, maar kan de zaak ook niet meer redden. Weg ermee.
Jemig, waarom zijn dit soort platen zo laaaannnngggg. Beats en babbel, ik gaap van verveling. Als ik gepraat wil, zet ik de tv wel op. Ik wil muziek! Het eerste half uur sowieso geen enkele variatie, daarna zowaar af en toe een ander instrumentje en een ander stemmetje. Maar het laat me verder volkomen koud. Yeah.
Het zal wel heiligschennis zijn, maar ik heb niet eens zoveel met de Peppers. Wat is dat toch? Want op zich leveren ze ook hier puik werk af, met hun klassieker Under the bridge er ook nog bij. Het zal het ruwe randje wel zijn, dat me steeds uit de luisterervaring haalt. Maar ook een mager 3,5-je is hier een vier, dus vooruit.
De heren geven datingadvies, want dat is precies wat we nodig hadden. Al met al blijkt het uitstekende muziek om Nora in slaap te krijgen (en ook Eric dommelt erbij in). Maar weet je wat, ik vind dit soort suikerzoeke meuk uit begin jaren zestig eigenlijk best leuk. Er loopt een dunne lijn tussen zoet en slijmerig. Elvis ging daar regelmatig overheen, maar de gebroeders houden het klein, dat werkt veel beter.
De iets minder getalenteerde broertjes van de Doors. Waaruit maar weer blijkt dat ook in de jaren zestig dingen gemaakt zijn die uiteindelijk uit het collectieve geheugen zijn verdwenen. Toch heeft het wel een aanstekelijke energie. Even op Wikipedia gespiekt, het schijnt een punkplaat te zijn vanwege de teksten. Maar daar heb ik dus totaal niet op gelet.
We hebben wel vaker van dit soort Blaxploitation-ongein gehad en het blijft leuk. Ik vraag me wel af of het nou veel toevoegt ten opzicht van die andere Curtis-plaat die al is langsgekomen.
Ik had hier zoooooo geen zin in. En ja hoor, meteen begint het geklets weer. Toch is er enige afwisseling, en zowaar dezelfde grap als ooit gemaakt in de Stratemakeropzeeshow: 'Kunt u mij het Drollenpad wijzen? Nou, dan moet u daar de Piessteeg door, dan het Poepjesplein, dan de Lulletjesbrug over en dan Kutjesstraat rechts...' Ghostface Killah is de Aart Staartjes van de hiphop! Probleem: ook dit album is weer veeeeeeel te lang. De begeleiding (of: de collectie gejatte samples) is nog enigzins funky. Dus om nou Frans Bauer op te gaan zetten, da's ook weer zo wat. Een heeeeeel mager tweetje.
Een album dat je op basis van het titelnummer en het verstilde Vincent al ongeluisterd meteen een 5 geeft. Wat hier verder nog van te zeggen? Eind jaren zestig werd de popmuziek volwassen, in de jaren zeventig was het oogsten. Ook voor de singer-songwriters, die gedeeltelijk uit de folk waren voortgekomen. Makers en publiek waren rijp voor muziek die met aandacht was gemaakt en andere onderwerpen aansneed dan de geijkte. En dan krijg je parels als deze. Er vielen nog wat andere heel mooie nummers te ontdekken op deze plaat (Crossroads, Empty chairs). Ik ga deze vaker draaien. In zijn toelichting bij Vincent voor de Top 2000 à gogo zei Don veel ware woorden over het kunstenaar- (en singersongwriter-)schap. Indrukwekkend: https://www.youtube.com/watch?v=eTGcyuEU6Wo
Dé muziek die je opzet bij een romantisch diner bij kaarslicht, of die je draait op een feestje om de stemming er even lekker in te brengen. Dé muziek die je in een melancholieke bui draait 's avonds laat, bij een glas mijmerend over het verleden en de toekomst, of die je in de auto lekker keihard meebrult met 140 over de autostrada. Dat is dit dus allemaal niet. Humorloze koude klanken met een Duits accent. Het heeft als enige kwaliteit dat je het rustig als achtergrondmuziek bij je (computer)werk aan kunt zetten. Also also, meine Dammen und Herren. Eine magere Drei.
Beetje Stones-achtige blije jarenzestigmuziek. Ik vind dit best geinig, maar ik vraag me wel af wat er zo ontzettend speciaal aan is dat het in deze lijst moest. Een drie-en-een-halfje.
Vanaf de eerste seconden weet je: dit is een jaren tachtig-plaaaaaat... Grappig dat je dan zo'n LP kocht, en dat je dan tussen alle digitale zuurstokkeyboardklanken steeds de zachte kraakjes van het analoge vinyl hoorde. Hoe dan ook, deze trendvolgende gasten zetten een strak mopje muziek neer, maar er beklijft allemaal vrij weinig van. Wat een middelmaat... Hierna krijgen we hun tijdgenoten U2, die tenminste nog eens wat memorabels maakten.
Goeie titel! Dat is ook wat waard. Het geluid van deze plaat is wat gruizig, soms zelfs rommelig. Daardoor mist het een beetje de wow-factor die War wel had. De ballad One is eigenlijk de vreemde eend in de bijt. Maar een solide vier kun je dit album met een gerust hart geven.
Noem mij gek, maar ik vond dit eigenlijk wel lekker wegluisteren. Vlot in elkaar gestoken zingmevrouwmuziek, met een goede stem en genoeg afwisseling. Maar misschien moet ze de volgende keer haar onderbroek ónder haar spijkerbroek dragen.
Na twee platen uit Mali nu het buurland Senegal. Youssou kweelt en trommelt lekker weg en pingelt wat op zijn gitaar. Wel een prettig geluid, maar op een gegeven moment wordt het saai. Als je dit live zou zien, zou je wegdommelen vrees ik.
Ik heb deze meerdere keren geluisterd, da's toch al heel wat voor Eric-muziek. Het heeft genoeg interessante muzikale haakjes voor het oor om aan vast te blijven zitten. Afwisseling, wat rariteiten, een hitje en (ook heel wat waard in dit genre) afwezigheid van storende elementen. Ik kon deze goed hebben. Voor de record, ik heb heb hier verder een enkel gevoel van nostalgie bij. Muzikaal was ik destijds echt met andere dingen bezig.
Een bij vlagen sfeervol concept-album van ome Nick, met wat gastoptredens en (er is leven na de dood...) een Dylan-cover. Mooie prestatie om van zo'n naargeestig maar gloedvol nummer als Where the wild roses grow toch een hit te maken. Maar ja, dat taalgebruik in een aantal nummers, dat drukt het luisterplezier hup een punt naar beneden. Jammer Nick, je was net zo op dreef.
Dikke jarenzestigbluesrock, waar geen nootje verkeerd staat. Het is stevig en ademt de sfeer van vrijheid uit die jaren. D'r staat geen hit op, maar dat zorgt juist voor een goede flow. Goed bezig, heren, dit kan ik wel tien keer achter elkaar draaien. Deze keer ook nog eens een zeppelin op de hoes.
Sowieso krijgt dit album de prijs voor de kitscherigste hoes van de hele lijst. (Wat dachten ze dat ze aan het doen waren?) Meestal gooit dit soort soul hoge ogen in deze lijst, maar dit vond ik saai en ook niet bijzonder goed gedaan. Een heel nummer van zes minuten over een al dan niet zingend musje, kom nou. En koop eens een wat beter keyboard dan dit ding van de Action, Marvin.
1983, na alle postpunk waren we wel weer even toe aan wat vrolijkheid. Onzen Cindy ('Wa, gij op tillevisie?') leverde dat. De jaren tachtig, ja, maar het klinkt nog steeds fris. Een paar hits erop, Girls just wanna have fun wordt wereldwijd nog meegeblèrd op vrouwelijke vrijgezellenavonden. Dikke prima en terecht in de lijst.
Dit werkt mij dus op de zenuwen. Een jengelstem, valse gitaren en een bak herrie. Het lijkt wel punk, maar dan in het post-grungetijdperk. Hoor ik liever Frans Bauer? Ik twijfel. Af en toe zit er een luisterbaar stukje tussen. Maar Frans zeurt (krijst) wat minder om aandacht.
Euhm, wie heeft hem op repeat gezet? Of nee wacht, het zijn toch echt achttien afzonderlijke nummers, maar niet dat je daar enig verschil tussen hoort. Wel een aardig trippy klankbeeld, maar erg weinig afwisseling.
67 jaar na dato klinkt de opname nog wel fris, maar voor mij zit dit soort muziek toch te veel in het hokje 'artsy fartsy tingeltoeterjazz die het hart niet echt beroert'. Op een concert zou ik de neiging hebben om bier te gaan halen en erdoorheen te gaan kletsen...
Jarenzeventigsingersongwriterkrijsmuziek? Je kunt alles wel in een hokje douwen. Lange nummers, Tim laat zichzelf lekker gaan, het resultaat kon ik meerdere keren luisteren, maar ik kon er niet goed de vinger op leggen wat ik nou gehoord had. Wellicht is dat ook niet altijd nodig.
Neil Young levert altijd sfeervolle muziek af. Live deze keer. Kant A is akoestisch, op kant B mag er elektrisch geragd worden. Lekker hoor. Kennelijk is er iets waardoor ik Neil nog geen 5 had gegeven. Dus nu maar een keer, want dit is toch een mooie doorsnee van 's mans kunnen.
Die vorige plaat van deze man was niks, maar deze vond ik leuk. Gewoon een zwikkie covers van evergreens, de meeste nummers zijn uit de jaren twintig en dertig, maar ik had niks door. Veel beter dan die meutige collectie Gershwin-songs van Ella Fitzgerald, een tijdje terug. Het is vaardig gespeeld en die man heeft zo'n kenmerkende, prettige stem dat het nog zou klinken als hij het telefoonboek voor zou zingen. Ik miste alleen het hilarische (op de verkeerde manier) duet met de onverstaanbare Julio Iglesias, maar dat is dan ook geen nummer van honderd jaar geleden.
Een paar keer gedraaid, niks blijft ervan hangen. Of zou ik aan geheugenverlies lijden (onk onk)? Experimentje hier en daar, wat vertrouwde Radiohead-gitaarnummers, en door met het volgende album.
Lou Reed toch. Je hebt zoveel talent, waarom lever je dan telkens weer van die vage flutmuziek af? Je laat er zelfs een zangeres voor uit Duitsland komen, zo eentje met een stem als een diepe put waar de Duitse dames patent op lijken te hebben. Maar ook deze keer glijd je ongenadig uit over de bananenschil van de interessantdoenerij. Lou Reed, doe nou eens een keer je best. Het laatste kraaknummer op je plaat en je pretentieuze gepronk met Andy Hoe-heet-hij-ook-alweer-ik-kom-er-even-niet-op duwen je album onder Frans Bauer-niveau.
Leuk om nog meer Braziliaanse klanken in de lijst te hebben, maar het blijven eenzame eilandjes in een Amazone van Anglo-Amerikaanse muziek. Geen idee wie deze gast is, en waarom we nou juist hem moeten horen. Mij klinkt het in de oren als alle andere wijdloperige Braziliaanse nummers die Roland Vonk bij Radio Rijnmond draait. Wel aardig in dit geval, maar geen Pão de Açúcar die hoog boven de stad uittorent.
Er staan wat hits op, het klinkt bekend en is uit 'onze tijd'. Maar sorry, sorry, sorry, ik vind dit geen prettig luisterbare muziek. Veel nummers zijn voor mij het muzikale equivalent van iemand die in je oor staat te schreeuwen. Of van een gortdroog beschuitje dat je zonder beleg op moet eten. Misschien zijn dit wel mijn Beatles: ik snap de hype niet.
Ik heb maar één vraag: waarom? Waarom staat dit in de lijst? Wat is hier zo belangrijk aan? (Oeps, een tweede vraag.) Wie is hier ooit door beïnvloed? (Sorry, nu stop ik.) Hoe kom je het idee om zo'n album met repetitief gereutel, dat klinkt alsof het is opgenomen in een bezemkast, de wereld in te slingeren? (Ai, ik kan het nou eenmaal niet laten.) En wanneer is deze baggerplaat eindelijk afgelopen?
Wederom de Bee Gees met precies dezelfde palingsound. Larmoyante zang, ingeblikte violen, ergens op het snijvlak van pop, folk en jaren-zeventigsingersongwriter. Maar niks komt boven de middenmoot uit.
Dit klinkt als heel veel andere dames uit deze periode. Relaxte jaren tachtig vrouwensoul, uit dezelfde koker als Oleta Adams, Randy Crawford en aanverwanten. Ik had nog nooit van het hele mens gehoord en het album bevat ook geen hit, maar het is prima gedaan en er staat geen nootje verkeerd. Iets minder keyboard en wat meer echte instrumenten had deze plaat geen kwaad gedaan, maar uiteindelijk gaat het om haar stem en daar is niks mis mee.
In principe sta ik vrij positief tegenover dit soort muziek, laat maar komen die jazz uit de ouwe doos. En dit is dan 'de' Billie Holiday. Maar die schraapstem! Ik kan er niet aan wennen. Neem eens een dropje, en stop eens met roken, denk je dan.
Gezellige babyboomerfolk. Oma's ladenkastje van zolder gehaald, en dan met bloemen in het haar gestoken zelfgemaakte bosbessenjam op je boterham smeren, met deze sympathieke kippenhokmuziek op de achtergrond, bevolkt door ridders, prinsessen, rovers en ander Middeleeuws gespuis. Luistert lekker weg.
Nog zo'n bekende naam waarvan je denkt: is dit het nou? Vrolijk experimenteel getoeter en gitaarspel, grotendeels instrumentaal. Best aardig hoor, maar er blijft weinig van hangen.
Ha, eindelijk eens een hiphop-album waar ze het kort houden. Geintje natuurlijk! Ook hier moet de volle vijf kwartier volgekletst, waardoor je het op de helft al zat bent. Er staat een hitje op dat ik kende van de Top 2000, sommige andere stukjes klinken ook wel aardig, maar de lengte en het bij vlagen aggressieve gewauwel doen ook deze niet hoog eindigen bij mij.
Gezellige, niet al te kleffe latino-pop met een snippertje hiphop ertussendoor. De zomer breekt door en je kunt er vast een mooi feestje mee bouwen. Wat wil je nog meer.
Vaag. Sommige nummers zijn best leuk, een lekker mopje altopop, maar andere stukken (met name Neighbourhood 1 t/m 4) zijn niet om aan te horen. Jammer, de eerste helft van de plaat verpest de tweede.
Lekkere bluesy plaat van de man met de stem van langs elkaar schurend beschuit. Prima hoor, maar helaas springt geen een nummer er echt uit. Dus vraag ik we af: waarom precies deze plaat van Tom in de lijst? Over twee albums krijgt de man de kans om zich te revancheren.
Een soort ska on steroids, best leuk in elkaar gestoken, al zijn er ook stukjes dat ze er met de pet naar gooien. Niet te hard de vraag stellen wat we hier eigenlijk mee moeten.
'I don't wanna grow up,' en dat het wel een beetje samen. Je ziet Tom Waits voor je, in zijn slecht geïsoleerde boerenschuur raggend op wat gitaren en het eerste de beste schreeuwend wat in 's mans licht benevelde hersenen opkomt. De kwaardaardige-kaboutertjessfeer overheerst op dit album, de zeldzame melancholieke stukken zijn hard nodig als afwisseling. Nog wat credits voor originaliteit en eigenwijsheid, maar Tom kan veel beter dan dit.
Altijd een zwaktebod dat je zelf als band moet aangeven 'hoi, dit is psychedelisch'. Al met al klinkt het typisch voor zijn tijd, maar lui als Jefferson Airplane leverden interessantere muziek af dan deze liftboys.
Het betere kreun- en krijswerk. Lang uitgesponnen over vier plaatkanten, de heren nemen er de tijd voor om al hun rifjes en likjes en al het andere gitaarwerk te laten horen. Het had leuk geweest als er ook iets met de wauw-factor tussen had gezeten, het loopje uit Kashmir is het enige wat echt blijft hangen.
Het album schiet krachtig uit de startblokken maar gaat halverwege wat sukkelen. Plaatkant 1: aha, eindelijk eens een onbetwist meesterwerk van David Bowie in de vorm van Life on Mars, en nog meer goed spul. Plaatkant 2: mwah, vulling en namedropping. Maar zeker niet slecht, al met al.
Geen idee of we hier nu Belle of juist Sebastian horen zingen, het klinkt een beetje als de jaren negentig-versie van huiskamersingersongwriters als Nick Drake, met een beetje meer tempo. Een prettig geluid, heel fijn op een regenachtige woensdagmiddag, maar misschien moet dit nog wat langer rijpen om een echte klassieker te worden. Het had ook geholpen als de man gewoon onder zijn eigen naam had gezongen in plaats van dit rare pseudoniem. Dat soort dingen maken verschil.
De jongens en meisjes verveelden zich. Geen een had zin in voetbal deze keer, het was zulk nattig weer. Ze besloten een bandje te stichten in de garage van Suzy's ouders. Ze pakten hun gitaren en het drumstel van Johnny's broer. Ze drukten op 'opnemen' en gingen raggen. Veertig jaar later zette Roel deze plaat op. Hij vond er niet veel aan. Einde van dit verhaal.
Verwarren jullie dit ook altijd Roxette? Beide maken elektronisch getinte jaren tachtig-pop, beide bestaan uit een mannelijke producer en een vrouw met kort blond haar, beide hebben een X in de naam (Lennox / Roxette). Het verschil is dat de ene uit Zweden komt, en de ander een hit had met Candy Dulfer. Maar wie was ook alweer wie? Hoe dan ook, Eurythmics waren eerder. Voor die tijd een fris en strak geluid, niet zo koud als Kraftwerk, niet zo rommelig als al die punkers, een tikje commercieel maar dat mag wel een keer.
Hm ja, wat moet je hier nou weer mee. Het is technisch knap bij elkaar getingeld en gefloten, en het heeft enige swing. Maar ik vrees dat deze muziek echt iets van een voorbije generatie is, die hier veel meer in hoorde dan wij. Voor hen zal dit bevrijdend hebben geklonken, al die wilde improvisatie, voor ons is het achtergrondmuziek in een bruine kroeg, of hoogstens een avondje welwillend en verantwoord luisteren in een jazzkelder. Dat maakt het oordelen ook lastig. Ik wil best aannemen dat dit een van de groten van het genre is. Vooruit, ik ben gul, want ik kon het probleemloos meerdere keren luisteren.
'Ik? Nee, ik maak alleen lelijke muziek. Dat zal ze leren. Daarmee wreek ik mij op de maatschappij. En dan zul je zien dat die arrogante zelfbenoemde muziekpausen zo dom zijn om mijn flutplaat in een boek met pakweg de beste 1001 albums aller tijden te zetten. Ha! En als je het niet erg vindt, ga ik nu even een cavia villen.'
Het eerste concept-bandje? Door een producer bij elkaar gezet om als 'Amerikaans antwoord op de Beatles' onder andere door middel van een tv-programma een karrevracht geld op te brengen. En zo klinkt het ook: als tweedehands Beatle-muziek. Af en toe hoor je letterlijk van welk Lennon/McCartneynummer het gejat is. Verder zit er niks memorabels tussen, of het moet die sample zijn die begin jaren negentig werd hergebruikt door ene Del the Funky Homosapien. Zelf waren de Fab Four tegen 1967 al een stuk verder dan deze zwijmelmuziek. Tot slot een puntje aftrek vanwege de vieze smaak van de commercie.
Met de gebroken stem van een oude man zingt Johnny voornamelijk andermans werk. Voor de vierde keer alweer, de man maakte al eerder drie van deze albums. Op een bepaalde manier aandoenlijk, en het is ook best sympathiek dat de grote bard van het zuiden ook eens nummers van een ander in het zonnetje zet. Willie Nelson deed het een paar albums geleden met muziek uit de jaren twintig en dertig, en ik moest ook denken aan Some nice things I've missed van Frank Sinatra. Het werkt het beste wanneer Johnny modernere nummers als Hurt, Personal Jesus en (op deel III) One van U2 onder handen neemt. Daar heeft hij nog wat aan toe te voegen. Maar wat moeten we met covers van een draak als Bridge over troubled water, of een Beatles-nummer, of die WOII-klassieker van Vera Lynn? Die hadden ze van mij wel weg mogen laten. Uiteindelijk is de plaat te kaal en de selectie van uitgevoerde stukken niet interessant genoeg. Jammer. (Extra jammer omdat dit mijn 500e plaat is. We zijn op de helft!)
Gewoon argeloos opzetten en luisteren heeft altijd het effect dat je eerst een beetje moet raden naar wat je hoort. Een countryplaat, dacht ik eerst. Maar het zweeft al snel de hippie-kant op, met een ode aan verdovende middelen, en een jamsessie met Indiase instrumenten. Fred was er tijdig bij, in 1966. Opvallendst is Everybody's talkin, dat een paar jaar later een hit werd voor Harry Nilsson, toen het werd gebruikt voor de film Midnight Cowboy. (De overige muziek voor die film is van mijn favoriete filmcomponist John Barry, maar dat terzijde.) Een aardig voorbijkabbelend album, geen idee wat er bijzonder aan is, maar vooruit.
Bij het eerste nummer gingen m'n nekharen overeind staan van het lichtelijk valse gekrijs, maar daarna werd het allemaal een stuk interessanter. Een beetje dwarse jarentachtigpop, best goed gedaan met alle likjes en loopjes, zelfs het maffe stemgeluid van de zanger went. En dat voor een plaat uit 1980! Het klinkt alsof het nieuwer is. Ik kon het, ondanks dat Brian Eno het geproduceerd heeft, moeiteloos meerdere keren aanhoren.
Oh man, dit zijjn echt wel de slechtste clichés van de jaren tachtig samengebald. Over het paard getilde sterpretentie gekoppeld aan de lulligste blikken keyboards aller tijden, en dan ook nog een keer Prince ertussendoor. Het klinkt alsof het 1983 is, maar in werkelijkheid zijn we al aan het eind van het decennium. Zelfs de titel is een rip-off van een eerdere hit. Eerlijk gezegd vond ik de LP die ik laatst in Duitsland uit de 'zum mitnehmen'-bak viste (True blue) een stuk beter, maar vanaf vinyl klinkt natuurlijk alles beter.
Meerdere keren gedraaid, niks maakt echt indruk. Gewoon de bekende lijzige Radiohead-zang, de geijkte door het heelal zwevende vaagheid.
Karen Carpenter heeft een gouden keeltje, maar jemig, die arrangementen zijn echt zo afschuwelijk zoet dat het glazuur ervan van je tanden slaat. En dan ook nog die overbodige covers. Ik maak me geen enkele illusie, jullie hebben dit allebei een 1 gegeven, ik geef dan nog een 2 voor Karen d'r stem en nagedachtenis, en daarna zet ik 'm ook nooit meer op.
Kennelijk is dit een bandje, op mij kwam het over alsof dit door één lolbroek in zijn eentje op zijn zolderkamertje op een oud keyboard in elkaar was gedraaid. Kennelijk zijn dit moedertaalsprekers, terwijl ik dacht dat een of andere Amerikaan zijn schoolboekje Allons-y tous en zijn Prisma-woordenboek erbij had gepakt. Hoe dan ook, een beetje wat grunten, wat gitaren door de beats laten brullen, en hup, de Top-1001 is weer gehaald. Geen idee wat we hiermee moeten, want op een gegeven moment is de lol er wel af. Ik vermoed dat Matthijs en Snollebolleke geen pelgrimage naar het graf van deze figuren zullen maken, die ook wel niet op Père Lachaise zullen liggen.
Interessantdoenerige zingzegmuziek van iemand die zichzelf heel creatief vindt en een jengelbandje om zich heen heeft weten te formeren. Speciaal gemaakt voor mensen die destijds graag ook heel interessant en creatief wilden overkomen.
Het is 1983, maar het klinkt al meteen als REM. Altijd knap als je je eigen geluid kunt uitvinden, daar niet van, maar niets op deze plaat springt verder boven het gemiddelde uit. 'Altijd kwaliteit gaat ook vervelen', zullen we maar zeggen.
Lullig genoeg reken ik dit soort platen af op de mate waarin ze me irriteren. Maar dan valt deze nog mee. Wat melige ziekenhuis-flauwekul, genoeg afwisseling in de beats, dan kun je dit best op de achtergrond aan hebben.
Zijn onze oren verwend aan het raken na 500 platen? Dit is toch best aardige muziek, jarenzeventigsoul doet het altijd goed hier, en toch hoor ik hier ook weer niet zo veel bijzonders aan. Dat heb je wanneer je al twee platen van de man hebt gehad. Een mager viertje.
Saai... Een ouwehoeralbum met nul muzikale variatie en een boel kinderachtig imponeergedrag. En veel te lang, dat spreekt vanzelf. Donder toch op met je argressieve geblèr.
Het klinkt als een soort reserve-U2, wel aardig gedaan hoor, maar er wordt naar mijn idee geen echt nieuw terrein verkend. Af en toe zweeft het wat richting het schoenenstaar-genre, maar verder degelijke achtergrondpop.
Ska uit 1980, maar wel van het meligste soort. Flauwigheid regeert, maar het wil nergens aanstekelijk worden. Leuk genre, vergeetbare plaat.
Haar jaren negentig-album was al niet veel soeps, maar dit is pure aanstellerij. Lelijk gebrul, lelijk gezingzeg, lelijk gelal. Weer zo'n wijsneuzerige plaat waarbij je af en toe kijkt of het al afgelopen is, om vervolgens te verzuchten dat je nog maar net over de helft bent. Waar is Fransie als je hem nodig hebt?
Een Dylan-achtige singersongwriter met een nogal clichématig countrygeluid en een mekkerstem. Het loont de moeite om de teksten mee te lezen en even op te zoeken waar het eigenlijk over gaat, want de teksten zijn beter dan de muziek en uitvoering. Het doet me denken aan de te vroeg gestorven Jim Croce, die hetzelfde genre hanteerde, maar dan véél beter en een stuk minder sloom.
Leuk hoor, een potje reggae, maar wat is hier bijzonder aan? Niks steekt zijn kop boven het Jamaicaans-Schotse maaiveld uit.
Ik heb alle nummers 30 seconden opgezet en daaruit kunnen concluderen dat dit album hetzelfde cijfer krijgt als de vorige plaat van deze idioten. Ik bedoel, wat voor een verkrampte, verdorde ziel moet je zijn als je zulke meuk loopt te maken? Dat uitgedroogde levende lijk in de film Seven heeft meer levensvreugde dan dit stelletje geesteszieken. Ik begin serieus te overwegen om te kappen met het luisteren naar deze 1001 albums als ze telkens met zoveel bagger komen aanzetten.
Hèhè, eindelijk eens een keer goede muziek! Je wilt deze lijst toch luisteren voor je eigen lol, maar het begon de laatste tijd op corvee te lijken met al die bagger. Gelukkig hebben we hier moddervette bluesrock uit het zuiden van de VS, een soort spirituele opvolger van Lynyrd Skynyrd. De thematiek maakte dat ik wel een aantal teksten even actief heb meegeluisterd (hoe fout zijn deze gasten, hebben ze een confederatievlag op het tuinpad wapperen?), maar zo te horen hebben ze het hart op de juiste plek en mogen we ongestoord en met een schoon geweten genieten van anderhalf uur lang zuidelijke rock. Ik hoor eigenlijk geen nootje verkeerd en om de balans met de lage cijfers van de laatste tijd weer een beetje recht te trekken volle punten voor deze gasten.
Lachen hoor, deze vrolijke Ericmuziek. Biepjes, ritmetjes, gekke stemmetjes, het is allemaal erg onderhoudend en je draait hem probleemloos meerdere keren.
Welja, de eerste paar seconden gaan al meteen door merg en been. Ergste begin van een plaat tot nu toe, die achterlijke hoge toon. Ze willen je gewoon pesten, tot het uiterste tergen, er is gewoon geen andere verklaring. 'Wat, zijn er nou nog steeds mensen die onze platen kopen? We zullen ze leren!' Op de rest van de plaat wordt er op de vertrouwde wijze met de pet naar gegooid. Verder hoef ik er geen woorden aan vuil te maken.
Het begin deed me de moed in de schoenen zinken, nog meer van die experimentele mutkuziek? Gepingel, slordige opnamen (met feedback), veel te lange tracks. Maar gaandeweg werd het iets beter, er werd ook nog een mopje bij gezongen, en al met al is het nog wel uit te zitten. Mijn cijfer was hoger geweest als ze de eerste track hadden weggelaten.
Huh ja, wat moet je hier nou weer mee. Het is een beetje het 'Citizen Kane'-effect: kennelijk was deze plaat destijds heel innovatief, maar doordat alle slimmigheidjes zo vaak door andere artiesten zijn gekopieerd, horen onze moderne oren hier niets bijzonders meer aan. Dan blijf je zitten met een paar wereldhits, en een paar andere nummers die veel minder indruk maken. Ik vind het altijd knap als je een heel eigen geluid weet te creëren, net als bijvoorbeeld Queen en REM. Niemand klinkt zoals de Beach Boys. Maar de plaat is ondanks de hits toch wat sloom, het geluid wat gezapig, en dan is er nog die debiele hoes met de foto van de kinderboerderij. Het zal wel mijn onkunde zijn, maar ik hoor geen 5 in dit album.
Het eerste nummer met Randy Crawford is veruit het leukst, en daarna funkt het een beetje door. Niks mis mee, maar het dreigt af en toe net iets te veel liftmuziek te worden. Maar liever dit in de lift dan Sepultura of Pere Ubu.
Euhm ja, 'wat is dit voor herrie?' Nou, eigenlijk best leuke herrie. Blije technohiphop, of wat het ook maar mag wezen. En oh wat waren ze blij toen ze ontdekten, 'Hee, met die nieuwe apparatuur kunnen we er ook allemaal gekke stemmetjes van de TV ertussen gooien!' Dat is wel wat gedateerd, maar verder spat het plezier ervanaf.
Na een eerdere plaat nog meer Afrikaans vrolijk getoeter, met koeienbel nog wel. Niet eerder werden zombies zo blij bezongen, denk je dan. Tot je leest dat het allemaal razend kritisch op de lokale politiek is bedoeld. Dat haalde ik er met mijn Westerse oren niet uit.
Na The Crusaders onlangs nu de grootmeester van de uitgelaten funk zelve. Die moeiteloos een dubbelalbum vult met zijn energieke vondsten. Het klinkt na al die jaren nog even fris, elk nootje staat op z'n eigenwijze plek, af en toe is er wat inhoud en elke grijze herfstdag kikkert ervan op. Zo doe je dat, beste popmuzikanten.
O jee, jeugdsentiment. Hoewel ik destijds de naam van de band nauwelijks geregistreerd heb, klinkt dit direct vertrouwd, door de hits maar ook door het geluid in het algemeen. Op een bepaalde manier een ruwe doorontwikkeling van wat Oasis aan het doen was, hoewel ik ook Amerikaanse bandjes dit soort muziek heb horen maken. De gitaren vlammen, maar de zang is verstaanbaar en het tempo ligt niet al te hoog. Een aangename herontdekking dit.
Sjonge jonge. Mijn 'Life of pain' raakte hier behoorlijk 'damaged' van. 'No more', riep ik al snel, ik raak in een 'Depression', ik ben nu al 'Thirsty and miserable', 'Gimmie gimmie gimmie' alsjeblieft een 'Six pack', het is tijd voor een 'TV party' in 'Room 13' of in een 'Padded cell' om enigzins bij te kunnen komen van deze achterlijke bagger...
Deze heren hebben pech dat ze net na Ash komen. Ze tappen uit hetzelfde vaatje van de alternatieve rock, maar net iets minder interessant en iets meer muur van geluid. Plus twee irritant lange vullingtracks aan het eind.
De rauwe, donkere energie spat ervanaf. Onheilspellend, onrustig, als een psychedelische trip. Jim Morrisson was inderdaad het type dat kort vlamt en snel opbrandt. Elk nummer is raak, zelfs een maffe cover als Whiskey bar. En met het stoerste orgelspel uit de popmuziek! Net als dat andere album: volle punten.
Lol met het keyboard. Eens kijken waar al die leuke knopjes voor dienen. Drawbars, touch-response-percussion, koraalvibrato... en daar wat maf doorheen zingen. Iemand moest toch alle hoeken van zo'n apparaat onderzoeken en er toch nog een enigzins commercieel verkoopbare plaat uit persen. Zolang je het maar niet al te serieus neemt, is het wel geinig. De titeltrack is best onderhoudend, daarna zakt het wat in, met die kometen. Mitternacht lijkt daarentegen zowaar de inspiratie zijn geweest voor de spannende muziekjes van Clannad voor die tv-serie van Robin Hood in de jaren tachtig. Een maffe plaat kortom, je blijft je afvragen wat je ermee moet, maar wel goed gedaan.
Een soort huismerk-Peter Gabriel, zoals Cees zou zeggen. Op zich fijne jarentachtig-klanken die de tijd hebben doorstaan. Tegelijkertijd lijken de nummers nogal op elkaar en niks valt bijzonder op. Een goed cijfer omdat het genre me wel ligt, blijkbaar.
De Kinks maken wel leuke, relaxte jarenzestigmuziek met een prettig ironische ondertoon, maar ik hoor op dit album toch weinig opmerkelijks voorbijkomen. Ja, een speech van Churchill op muziek, wat een lol. Wel een hilarische albumtitel, en op Wikipedia lees je dan wie Arthur eigenlijk is, welja.
Blije indiepop met een zuurstokkleurtje. Kan je best een aantal keer draaien hoor, niks mis mee, een dame met een prettige stem en energieke nummers in het algemeen. Maar is hier verder wat bijzonders aan?
Ik vind dit allemaal best grappig en kwalitatief een stuk beter dan de meeste 'we maken er een potje van'-platen. Volle muzikale vrijheid en lekker veel steken onder water geven naar de maatschappij, naar hippies en naar andere popcultuur (de Beatles afzeiken, joehoe!). Voor mij als luisteraar vraagt het dat ik enigzins moet gaan opletten waar ze het allemaal over hebben. Dat kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn. Toch ben ik deze keer mild voor Frank en zijn partners in crime. Dit is toch best origineel en vaardig in elkaar gestoken. Als je ervoor in de stemming bent kun je dit best vaker luisteren.
'Goeie muziek jongens!' zoals mijn pa zou zeggen. Geen genre ligt zo aangenaam in het gehoor en is tegelijkertijd zo voorspelbaar. Er staat zowaar een nummer op met de letterlijke titel 'Woke up this morning'. Zo'n plaat moet het dus niet van de originaliteit hebben maar van de improvisatie en de intensiteit van de uitvoering. Maar B.B. doet dit misschien toch iets teveel op de automatische piloot. Er zijn wat tempowisselingen, een paar goeie solo's, maar er is weinig waarbij ik opveer. Leuk dus, maar ik ga er niet van stuiteren.
Deze plaat is vooral bekend geworden van het nummer Take Five, dat met zijn bijzondere 'struikelende' ritme in vijfkwartsmaat veel meer opvalt dan de andere, gewonere jazznummers. Sfeervol allemaal, het straalt een weldadige rust uit. Onder een kleedje gaan zitten, goed boek erbij, kaarsje aan, warme chocolademelk, en dan deze muziek opzetten.
Ongeïnteresseerde zang, valse gitaren, zwalkende ritmes... dan denk je, is er ooit IEMAND geweest die zich hierdoor heeft laten beïnvloeden? Ja, in de zin dat er vast mensen waren die dit hoorden en dachten: 'Dit kan ik beter!' Maar verder?
De lekkere folkbluesrock die van Neil kennen. Er wordt tussen het zingen door een lekker potje gejamd. Klinkt allemaal prima, jammer dat er geen nummer bij zit dat je echt even van je stoel doet veren van genialiteit. Je kunt niet alles hebben.
Heel prettige muziek is dit, het tapt een beetje uit vaatje van bands als Crowded house en dergelijke, licht dromerige gitaarmuziek met enig tempo. Geen grote uitschieters, maar een heerlijk relaxte luisterervaring, als we dat zo mogen noemen.
Dit album heeft een uitstekende lengte: een kwartier! Even hoopte ik daarom dat dit nog aan te horen zou zijn. Maar hoewel de korte speelduur in het voordeel van de plaat spreekt, doet de zang, tekst en begeleiding dat niet.